vrijdag 6 mei 2005
De doden herdenken
4 mei. Mijn zoon heeft vakantie, meivakantie. Er is ook een voorjaarsvakantie, die om ondoorgrondelijke redenen in februari valt en wel twee weken duurt. De paasvakantie daarentegen is al geruime tijd opgeheven. Pasen is niet meer. Wij hebben mei. Koninginnedag heb ik dit jaar overgeslagen, die viel op een zaterdag. Mijn zoon komt altijd op dinsdag en woensdag. Woensdag, 4 mei. We hebben vrij. Bo is in de ban van Stronghold Crusader, hij voert op mijn laptop een groep vastbesloten kruisridders aan, samengesmolten door jaren van barbaarse conflicten, stort zich in de strijd tegen een machtige buitenlandse invasie onder de brandende woestijnzon. We hebben de hele middag zwijgend naast elkaar aan mijn bureau zitten werken, hij muisklikte zich door een onafzienbare stroom vijandelijke eenheden heen en bouwde machtige versterkingen. Ik worstelde een dikke map gedichten door.
Als we bijtijds eten, kunnen we naar de Dam om de Dodenherdenking te zien. Hij haalt zijn schouders op. Ja, goed, klinkt het even later. Ik bak ons een karbonade met van die grappige Rosevalaardappeltjes die je niet hoeft te schillen en een doos diepvriesdoperwten. We eten altijd diepvriesdoperwten, vinden we lekker. Onder het eten praten we over de oorlog. Eerst stellen we vast dat er twee oorlogen waren, de Eerste en de Tweede. Ze noemen dat een wereldoorlog. Maar de Eerste was alleen maar in Europa, en de Tweede was ook lang niet overal. De Eerste was nog ouderwets. Met loopgraven. Die van de Duitsers waren negen meter diep. Die van de Engelsen maar twee. Dat gaf de Duitsers een beslissend voordeel. Bij hevige regenval overstroomden de loopgraven, dan werden de soldaten nat. Maar niet de Duisters, die klommen gewoon naar de derde verdieping in de loopgraaf, waar hun brits lekker droog gebleven was. Alle soldaten slapen op een brits. Een soort bed, maar dan harder, misschien zonder hoofdkussen, of helemaal geen matras. Een brits in de koude modder. We huiveren bij de gedachte. De Duitsers hadden mosterdgas, maar soms waaide dat de verkeerde kant uit. Ze hadden wel een gasmasker maar die lekte nog. Ondanks hun graafkunst en gas verloren ze, de Duitsers, net als de Tweede, ook die hebben ze verloren, maar dat lag meer aan Oostenrijk, legt hij uit. Met zijn handen vormt hij eerst een groot Duitsland en kleit dan aan de onderkant een dun sliertje Oostenrijk. Daar lag het zwakke punt.
De Tweede wereldoorlog is wezenlijk onbegrijpelijk, betoog ik vaderlijk, het is letterlijk on-voor-stel-baar wat er toen allemaal is gebeurd, ah, je bedoelt met de Joden, begrijpt Bo. Ik vertel van Denemarken, dat verzet wel degelijk kan lonen. Daar is iedereen een gele ster gaan dragen: nu was iedereen een Jood, en dus, uiteindelijk, niemand. En je kunt niet iedereen doodmaken. We gaan meteen door naar Rusland, voor de tactiek van de verschroeide aarde. We stellen tevreden vast dat de Tweede Wereldoorlog nog veel erger was dan de Eerste. In de Eerste gingen er wel veel soldaten dood, maar dat is het risico van het vak, dat is minder erg dan gewone mensen. Onschuldige burgers, noemt hij ze. Ik zeg dat ik niet veel op heb met het concept van de onschuldige burger. We kunnen geen burger zeggen of er moet onschuldig voor. We kiezen voor het slachtofferschap. Het is 4 mei. We gaan de slachtoffers herdenken.
Op de Dam staan grote televisieschermen opgesteld, in breedbeeldverhouding, wat vooral bij de gestalte van de Koningin erg grappig uitpakt. Een lange rij hoogwaardigheidsbekleders bekleedt hoogwaardigheid, we staren naar het uitgerekte hoofd van Balkenende, we luisteren naar zijn plechtigste stem, en stellen vast dat wij heel goed in herdenken zijn, veel beter dan andere landen. Misschien, zeg ik voorzichtig, als we voldaan terugwandelen, is dat van Denemarken wel een broodje aap verhaal. Hij neemt een broodje ei. Morgen viert hij de bevrijding weer bij mama.
4 mei. Mijn zoon heeft vakantie, meivakantie. Er is ook een voorjaarsvakantie, die om ondoorgrondelijke redenen in februari valt en wel twee weken duurt. De paasvakantie daarentegen is al geruime tijd opgeheven. Pasen is niet meer. Wij hebben mei. Koninginnedag heb ik dit jaar overgeslagen, die viel op een zaterdag. Mijn zoon komt altijd op dinsdag en woensdag. Woensdag, 4 mei. We hebben vrij. Bo is in de ban van Stronghold Crusader, hij voert op mijn laptop een groep vastbesloten kruisridders aan, samengesmolten door jaren van barbaarse conflicten, stort zich in de strijd tegen een machtige buitenlandse invasie onder de brandende woestijnzon. We hebben de hele middag zwijgend naast elkaar aan mijn bureau zitten werken, hij muisklikte zich door een onafzienbare stroom vijandelijke eenheden heen en bouwde machtige versterkingen. Ik worstelde een dikke map gedichten door.
Als we bijtijds eten, kunnen we naar de Dam om de Dodenherdenking te zien. Hij haalt zijn schouders op. Ja, goed, klinkt het even later. Ik bak ons een karbonade met van die grappige Rosevalaardappeltjes die je niet hoeft te schillen en een doos diepvriesdoperwten. We eten altijd diepvriesdoperwten, vinden we lekker. Onder het eten praten we over de oorlog. Eerst stellen we vast dat er twee oorlogen waren, de Eerste en de Tweede. Ze noemen dat een wereldoorlog. Maar de Eerste was alleen maar in Europa, en de Tweede was ook lang niet overal. De Eerste was nog ouderwets. Met loopgraven. Die van de Duitsers waren negen meter diep. Die van de Engelsen maar twee. Dat gaf de Duitsers een beslissend voordeel. Bij hevige regenval overstroomden de loopgraven, dan werden de soldaten nat. Maar niet de Duisters, die klommen gewoon naar de derde verdieping in de loopgraaf, waar hun brits lekker droog gebleven was. Alle soldaten slapen op een brits. Een soort bed, maar dan harder, misschien zonder hoofdkussen, of helemaal geen matras. Een brits in de koude modder. We huiveren bij de gedachte. De Duitsers hadden mosterdgas, maar soms waaide dat de verkeerde kant uit. Ze hadden wel een gasmasker maar die lekte nog. Ondanks hun graafkunst en gas verloren ze, de Duitsers, net als de Tweede, ook die hebben ze verloren, maar dat lag meer aan Oostenrijk, legt hij uit. Met zijn handen vormt hij eerst een groot Duitsland en kleit dan aan de onderkant een dun sliertje Oostenrijk. Daar lag het zwakke punt.
De Tweede wereldoorlog is wezenlijk onbegrijpelijk, betoog ik vaderlijk, het is letterlijk on-voor-stel-baar wat er toen allemaal is gebeurd, ah, je bedoelt met de Joden, begrijpt Bo. Ik vertel van Denemarken, dat verzet wel degelijk kan lonen. Daar is iedereen een gele ster gaan dragen: nu was iedereen een Jood, en dus, uiteindelijk, niemand. En je kunt niet iedereen doodmaken. We gaan meteen door naar Rusland, voor de tactiek van de verschroeide aarde. We stellen tevreden vast dat de Tweede Wereldoorlog nog veel erger was dan de Eerste. In de Eerste gingen er wel veel soldaten dood, maar dat is het risico van het vak, dat is minder erg dan gewone mensen. Onschuldige burgers, noemt hij ze. Ik zeg dat ik niet veel op heb met het concept van de onschuldige burger. We kunnen geen burger zeggen of er moet onschuldig voor. We kiezen voor het slachtofferschap. Het is 4 mei. We gaan de slachtoffers herdenken.
Op de Dam staan grote televisieschermen opgesteld, in breedbeeldverhouding, wat vooral bij de gestalte van de Koningin erg grappig uitpakt. Een lange rij hoogwaardigheidsbekleders bekleedt hoogwaardigheid, we staren naar het uitgerekte hoofd van Balkenende, we luisteren naar zijn plechtigste stem, en stellen vast dat wij heel goed in herdenken zijn, veel beter dan andere landen. Misschien, zeg ik voorzichtig, als we voldaan terugwandelen, is dat van Denemarken wel een broodje aap verhaal. Hij neemt een broodje ei. Morgen viert hij de bevrijding weer bij mama.