maandag 9 januari 2006
Amsterdammer van het Jaar (slot)Zondag 8 januari 2006
Stadsschouwburg Amsterdam, 15 uur
Wat voorafging: Het Parool heeft mij met negen anderen genomineerd voor de wat belachelijke titel: Amsterdammer van het jaar. Gisteren vond de uitverkiezing plaats in de Stadsschouwburg van Amsterdam, alwaar de genomineerden op het podium zullen worden gehesen teneinde het gala van de gezellige krant zelf gedurende die minuut op te luisteren.
Ik zei dat ik het heel leuk vind.
Een journalist van de krant kwam een stukje schrijven, even later schoof fotograaf Peter Elenbaas aan bij het gesprek, en verhuisden we naar begraafplaats Vredenhof, die is het dichtste bij mijn woning gelegen. De beheerder deed de aula voor ons open. En ook zijn vrouw kwam even kijken. Ze schudde haar hoofd. ‘Je wordt nog beroemd’, zei ze. Bleekjes sta ik op de foto die de hele week in de krant zal worden afgedrukt met de oproep om uw stem uit te brengen op één van de kandidaten, zo te zien kan ik wel een paar stemmen gebruiken.
Ook kwam er een filmer om voor het Gala een clipje te schieten van kandidaat Starik. Ik ging achter mijn computer zitten, beantwoordde in het wilde weg wat mails, in de hoop dat het eruitziet alsof ik een gedicht schrijf. Het gedicht is nog niet af.
Zaterdag vroegen ze nog of mijn leven erg veranderd was, sinds mijn kandidatuur. Ik had nog niets gemerkt, nee, dan die keer dat ik in de Telegraaf heb gestaan, zei ik. Toen wist mijn sigarenboer ineens wie ik was. ‘Dus uw leven staat niet helemaal op de kop, nu?’ hield de verslaggever van het Parool aan.
We moeten wel een half uur op het podium zitten, voor het scherm waarop onze clipjes worden vertoond, als we met onze rug naar het publiek gaan zitten, kunnen we schuin omhoog onszelf een beetje zien. Dan mogen we allemaal een minuut met de presentator praten. Ik heb mijn zoon en zijn goede vriendin Yana bij me, die zich enorm verheugt op een handtekening van De Jeugd Van Tegenwoordig. ‘Wil je verkering met mij?’schrijft Vieze Fur achter op een kaart, die hij voor deze gelegenheid heeft meegebracht. Yana mag aankruisen: Ja of nee. Later vraagt ze zich bezorgd af, of ze de kaart echt in moet vullen. Ze is elf, bijna twaalf.
Daarna moeten we uren wachten. We dwalen door de gangen. Je kunt ergens wijn proeven. Ik mag een bodempje kiezen doe maar wit. Wat voor wit. ‘We hebben..’ begint ze. ‘Doe maar wat. Ik heb net nog een Fishermans Friend gegeten.’ Een man zegt, dat ik sprekend zijn Ome Kees lijk, sprekend, en Ome Kees ja dat was me er eentje. Want nu is hij dood.
Regina Mac Nack, een monument van een vrouw, wint de verkiezing, met meer dan de helft van de uitgebrachte stemmen. Ze wint een nieuwe fiets met een rieten mand voorop, waarin ze het brood voor de hongerigen kan stoppen. Ze dankt God. We krijgen allemaal een foto van onszelf en een boeket gemengde bloemen, zoals ik die zo dikwijls op een kist zag liggen.
Na afloop van de plechtigheid eten we op kosten van de krant een kroket en een kaassoufflé in de personeelskantine. Alle kaas druipt uit de soufflé op de tegelvloer van de keuken. ‘Anders nog iets?’ ‘Misschien kunt u de kaas er even in terugstoppen’, opper ik. De sigarenboer, de volgende middag, geeft er blijk van dat hij het Parool inmiddels is gaan lezen.
Stadsschouwburg Amsterdam, 15 uur
Wat voorafging: Het Parool heeft mij met negen anderen genomineerd voor de wat belachelijke titel: Amsterdammer van het jaar. Gisteren vond de uitverkiezing plaats in de Stadsschouwburg van Amsterdam, alwaar de genomineerden op het podium zullen worden gehesen teneinde het gala van de gezellige krant zelf gedurende die minuut op te luisteren.
Ik zei dat ik het heel leuk vind.
Een journalist van de krant kwam een stukje schrijven, even later schoof fotograaf Peter Elenbaas aan bij het gesprek, en verhuisden we naar begraafplaats Vredenhof, die is het dichtste bij mijn woning gelegen. De beheerder deed de aula voor ons open. En ook zijn vrouw kwam even kijken. Ze schudde haar hoofd. ‘Je wordt nog beroemd’, zei ze. Bleekjes sta ik op de foto die de hele week in de krant zal worden afgedrukt met de oproep om uw stem uit te brengen op één van de kandidaten, zo te zien kan ik wel een paar stemmen gebruiken.
Ook kwam er een filmer om voor het Gala een clipje te schieten van kandidaat Starik. Ik ging achter mijn computer zitten, beantwoordde in het wilde weg wat mails, in de hoop dat het eruitziet alsof ik een gedicht schrijf. Het gedicht is nog niet af.
Zaterdag vroegen ze nog of mijn leven erg veranderd was, sinds mijn kandidatuur. Ik had nog niets gemerkt, nee, dan die keer dat ik in de Telegraaf heb gestaan, zei ik. Toen wist mijn sigarenboer ineens wie ik was. ‘Dus uw leven staat niet helemaal op de kop, nu?’ hield de verslaggever van het Parool aan.
We moeten wel een half uur op het podium zitten, voor het scherm waarop onze clipjes worden vertoond, als we met onze rug naar het publiek gaan zitten, kunnen we schuin omhoog onszelf een beetje zien. Dan mogen we allemaal een minuut met de presentator praten. Ik heb mijn zoon en zijn goede vriendin Yana bij me, die zich enorm verheugt op een handtekening van De Jeugd Van Tegenwoordig. ‘Wil je verkering met mij?’schrijft Vieze Fur achter op een kaart, die hij voor deze gelegenheid heeft meegebracht. Yana mag aankruisen: Ja of nee. Later vraagt ze zich bezorgd af, of ze de kaart echt in moet vullen. Ze is elf, bijna twaalf.
Daarna moeten we uren wachten. We dwalen door de gangen. Je kunt ergens wijn proeven. Ik mag een bodempje kiezen doe maar wit. Wat voor wit. ‘We hebben..’ begint ze. ‘Doe maar wat. Ik heb net nog een Fishermans Friend gegeten.’ Een man zegt, dat ik sprekend zijn Ome Kees lijk, sprekend, en Ome Kees ja dat was me er eentje. Want nu is hij dood.
Regina Mac Nack, een monument van een vrouw, wint de verkiezing, met meer dan de helft van de uitgebrachte stemmen. Ze wint een nieuwe fiets met een rieten mand voorop, waarin ze het brood voor de hongerigen kan stoppen. Ze dankt God. We krijgen allemaal een foto van onszelf en een boeket gemengde bloemen, zoals ik die zo dikwijls op een kist zag liggen.
Na afloop van de plechtigheid eten we op kosten van de krant een kroket en een kaassoufflé in de personeelskantine. Alle kaas druipt uit de soufflé op de tegelvloer van de keuken. ‘Anders nog iets?’ ‘Misschien kunt u de kaas er even in terugstoppen’, opper ik. De sigarenboer, de volgende middag, geeft er blijk van dat hij het Parool inmiddels is gaan lezen.