maandag 19 juni 2006

 
Hoi,

Hier inzage in het interview, alvorens publicatie.


(…)



Denk je dat deze redenatie opgaat voor elke dichter?

“Voor de meeste dichters die ik serieus neem, geldt dat ja. Een gedicht is een constructie, een zorgvuldig in elkaar gezette constructie. Dat heeft uiteindelijk weinig met gevoel of gevoelens te maken...Denk ik..“.

Heb je voorbeelddichters, wie dan en waarom?

“Die ik goede dichters vind... Die een voorbeeld voor mij zijn...

Ja, Ik vind bijvoorbeeld Hans Lodeizen een groot dichter!

“Ja, hm, zegt me niet veel...Ik vind van mijn generatie Menno Wigman een fantastisch dichter, een klassieke dichter, waarvan ik ook overtuigd ben dat er een aantal gedichten klassiekers gaan worden. Echte perfecte taalmachientjes. Ik heb altijd heel erg veel van de Portugese dichter Pusoa (?) gehouden, vanwege zijn briljante barlando. Tja, ik weet het niet, ik heb ook een tijdje heel erg van het werk van Protski gehouden. Ik lees heel erg veel dichters van mijn tijd.


Marina Groen



Eind mei gaf ik na herhaald aandringen een interview aan -Ravage Digitaal-. Ik begaf mij daartoe vanwege de stromende regen in de tram naar een etablissement in de Hoofdstad, dat heb ik u eerder op mijn weblog beschreven, hoe ik in de tram moest staan, in de regen.

Vanmiddag ontving ik de uitgeschreven resultaten van mijn poging om de Pers te woord te staan. Gedurende het gehele gesprek heeft er een bandje meegelopen: ik zal dit ongeveer allemaal wel werkelijk hebben gezegd, in mijn onnavolgbaar barlando.

Het was middag, en ik had nog niets gedronken. Ik druk hier niet de gehele transcriptie af, het is maar om u een indruk te geven, bij wijze van reclame voor het volledige interview, dat ongetwijfeld binnenkort ergens online staat. Het was de interviewer zelf, die zo geweldig van Lodeizen houdt. Ikzelf houd, als gezegd, meer van Protski, u weet wel, de Italiaan.


View My Stats Free counter and web stats