dinsdag 5 september 2006

 
eenzame uitvaart nummer 67

dinsdag 5 september, 9 uur, begraafplaats St. Barbara

N.N.

Dichter van dienst: F. Starik.

Man, door de politie bevonden op een onderhuuradres in Osdorp, aan het A.W. Grootehof, op 27 juli 2006.

De dienst vertelt mij dit: hij is ruim een maand bij de politie in onderzoek geweest, dit onderzoek heeft niets opgeleverd. Geen leeftijd, geen nationaliteit. In eerste instantie krijg ik de naam van de rechercheur die de zaak onderzocht, een minuut later belt de heer Machmut van de Dienst mij terug om te zeggen dat ik de politie niet mag bellen voor meer informatie. 'Dat brengt mij een beetje in een lastig parket'. Er zijn immers geen gegevens bekend. En voorzover ze bekend zijn, worden ze niet vrijgegeven. In de loop van de ochtend googel ik deze details bij elkaar:

AMSTERDAM - Telegraaf 28.07.06
De dode man die de politie donderdagochtend aantrof in een woning aan het A.W. Grootehof in Amsterdam-Osdorp, blijkt door geweld om het leven te zijn gekomen. Sectie door het Nederlands Forensisch Instituut heeft dat uitgewezen, maakte de politie in Amsterdam vrijdag bekend. De identiteit is „nog niet voor 100 procent vastgesteld”, aldus een woordvoerder. Agenten stelden een onderzoek in nadat iemand bij de woning geen gehoor kreeg. Het lichaam heeft enige tijd in het huis gelegen. De politie wil in het kader van het onderzoek niet zeggen hoe lang dat was. De politie trof in de woning direct een verdachte situatie aan. Aanvankelijk konden rechercheurs niet zien of het stoffelijk overschot een man of een vrouw betrof. Verder recherche-onderzoek moet uitwijzen waaraan de man is overleden.

Van een weblog deze cryptische mededeling: ‘in de krant stond dat hij aan handen en voeten gebonden was met ty-rips en een plastic zak over het hoofd had. Dus over de conclusie dat hij dat niet zelf gedaan had hebben de geniale dienders een week gepiekerd. Vooral dat beton storten van onder vandaan is lastig.’ Ik heb geen idee wat daarmee bedoeld wordt: beton storten van onder vandaan. Lastig lijkt het zeker.

Het overschot is onderzocht door het Nederlands Forensisch Instituut. Daar verstrekt men geen informatie. Uitvaartcentrum Zuid, waarnaar het lijk is overgebracht, en die hem heeft gekist, vertelt dat de ontbinding al te ver gevorderd is om wat dan ook aan het overschot te zien. Vermoedelijk een mens.

Dinsdag. Het regent bijna onmerkbaar, zo zacht. De heer Nijman, onze uitvaartleider, heeft een opmerkelijk zonnig humeur in zijn grijze pak. Hij vindt mijn pak ook keurig, maar klaagt over het ontbreken van de das. ‘Een das, nee, dat lukt me niet, en bovendien, ik heb er geen.’
Dat is niet helemaal waar. Ik denk aan de enige das in mijn bezit, een erfstuk van mij liefste oom, er staat een Jacobsladder op afgebeeld, op zich heel toepasselijk, maar het is een ironisch geval, een stripding, een gadget, niet erg geschikt om op een begrafenis te dragen.

Nijman bewondert inmiddels de kronkelhazelaar, met zijn armoedig gekreukelde bladeren, waarvan Degenkamp vorige week zo uitbundig de lof zong, hoe goed die was gegroeid, in deze natte nazomer, waar alles wat op mijn balkon staat zo ongeveer is verzopen. Nijman bekent dat hij eens, des winters, een bos kale takken van de kronkelhazelaar had willen snijden, om thuis decoratief in een vaas te zetten. Dat is mooi hoor, vindt hij. Maar Degenkamp was boos geworden: dat gaf geen pas.

Ali Machmut van de Dienst komt aanfietsen, de lijkwagen arriveert, en twee mannen in spijkerbroek, die ons kleine gezelschap van enige afstand observeren, slenteren langzaam naderbij. ‘Dat zal de politie wezen,’ meent Machmut, ‘aan hun gezichtsuitdrukking te zien.’ Hij heeft helemaal gelijk. Twee veertigers, de een met grijs borstelhaar, de ander bijna kaal, beiden met een snor. Ze stellen zich voor. Daane, die naam ken ik, van het bericht van Machmuth. ‘U had de zaak in behandeling?’ informeer ik. Hij heeft iets smartelijks, qua gelaatsuitdrukking. Hij knikt. ‘En u weet nog steeds zijn identiteit niet.’ Hij schudt. ‘Leeftijd?’ Nu doet hij iets tussen schudden en knikken in. De andere rechercheur, wiens naam ik op het moment dat hij wordt uitgesproken ook weer vergeet, weet te melden dat het -waarschijnlijk- een zwarte man betreft, ergens tussen de dertig en veertig jaar oud. Waarschijnlijk.

Hij spreekt van een crimineel milieu, en dat -in zijn omgeving- niemand met de politie heeft willen praten, om dan ook zelf in zwijgzaamheid te vervallen. Wel wil hij graag het grafnummer weten. Degenkamp haalt zijn papieren erbij. De rechercheurs kennen het dossiernummer allebei uit hun hoofd. Hij schrijft het nummer op. Nu zijn de gegevens aan elkaar gekoppeld. Deze man kan teruggevonden worden. Ooit.

We gaan naar binnen. Ik heb geen muziek meegenomen. Kon niets vinden wat me op deze man van toepassing leek. Degenkamp kiest voor de Peer Gynt Suite. Hij heeft de muziek zo zacht gezet, dat ik tot driemaal toe al opveer, omdat ik niets meer hoor, en dan klinken uit de verte de violen weer. Dan komt Nijman naar voren. Spreekt een woord van dank, dat wij aanwezigen aanwezig zijn, hier, zij het beroepsmatig. Misschien had deze man een vrouw, en kinderen, oppert hij. ‘Dan hoop ik dat zijn identiteit wordt gevonden.’ Hij kijkt de rechercheurs haast vermanend aan, lijkt in peinzen te verzinken, herneemt zich, en geeft de dichter het woord. Die leest, langzaam, nadrukkelijk, met ingehouden emotie, zijn woorden één voor één voor. Kijkt, al lezend, beurtelings naar de kist en in de zaal, van zijn papieren opziend, met zijn blik zijn woorden volgend.



Een mens


We zullen je geen naam meer geven.
Geen geslacht. De laatste uren slaan
we over. Het laatste gezicht dat jij ooit zag.

We beloven dat het ooit veel beter was.
Je liep in een zwart licht. Iemand
sloeg je ogen dicht.

Pas in het donker werd je teruggevonden,
opgeraapt, beklopt, betast, hield
iemand nog je handen vast.

De rechercheur, de vlugge vingers
van het forensisch lab, de formulieren
van de dienst. Men sjort de resten in een zak.

Er hangt een kaartje aan, een kaartje
met een nummer, een kaartje zonder naam:
die moet je aan jezelf teruggeven.

Iemand sluit maar vlug de kist: vermoedelijk
een mens, wat rest. De zwarte lamp
die jouw weg moest verlichten doofde.

Nemen we afscheid, naamloze.
Geen Dieudonné, geen Mohammed, geen
John, maar goede reis man, en wandel in de zon.



© F. Starik, voor een naamloze dode, dinsdag 5 september 2006

Buigt voor de dode. Neemt weer plaats. Stopt het gedicht terug in de zak van zijn colbert. Iets van Saint Saëns klinkt schuchter op. We horen, achter ons, de deur van de aula opengaan. Het is weer dinsdag. De eerste dinsdag van de maand. Dan wordt er om tien uur een algemene dienst gehouden, waar men mag komen treuren om geliefde doden. Er klinkt het geritsel van een plastic tas.

Ik kijk achterom. Een bejaarde vrouw heeft, ergens in het midden, in de banken plaatsgenomen. Ze ritselt lustig voort. Ik kijk niet meer. Dan hoor ik iemand door de aula lopen, naar voren, en even later schuift ze mijn blikveld weer binnen, werpt duidelijk hoorbaar een munt in het centenbakje bij de kaarsen, neemt een kaars en steekt een kaarsje op.
Ze slaat geen acht op de overige aanwezigen, noch ziet ze om naar de kist. Ze is duidelijk voor zichzelf gekomen, niet voor ons. Niet voor deze dode.

Neemt weer plaats. De arbeid met de plastic tas wordt weder opgenomen.
De rechercheur met de smartelijke gelaatsuitdrukking kijkt nu nadrukkelijk achterom: laat zijn droeve blik uitgebreid op de vrouw rusten, daar heeft ze helemaal geen last van, ze trekt zich er niets van aan. Wij moeten onze eigen boontjes maar doppen. Onder het derde muziekstuk van de lichtklassieke soort komen de dragers naar voren. We staan, zien toe hoe de dragers de kist naar buiten rollen, langs mevrouw, die rustig is blijven zitten. We wandelen er achteraan.

Onderweg wordt niet gesproken. Bij het graf nemen wij onze stilte in acht, de kist zakt, dat was dat. Thuis wacht mijn zoon, zijn eerste schooldag. De middelbare school. Hij gaat zijn boeken halen. Hij zal een rooster krijgen uitgedeeld. Ze zullen laten zien hoe je je boeken kaft. Hij zal zijn boeken kaften. Hij verheugt zich erop. Er gaat een nieuwe wereld voor hem open.



.


View My Stats Free counter and web stats