woensdag 11 oktober 2006
In de serie - Gedichten Die De Bundel Niet Zullen Halen - heb ik vandaag voor u drie meisjesnamen. In de bundel dragen ze alle drie een vraagteken: te leuk?
Deze drie meisjesnamen komen nu nog voor in het vierde hoofdstuk, dat het vraagstuk van de liefde behandelt. Ieder hoofdstuk graaft vanuit het heden naar het verleden, en van daar weer terug naar de toestand in mijn wereld van vandaag.
In Peggy ben ik twaalf, bij Michelle en Suzette alweer twintig. Zo bezien zal Suzette of Michelle kunnen sneuvelen, terwijl anderzijds juist Peggy en Suzette zich dubbelen, omdat ze beiden over borsten gaan. Ik weet het niet. U mag het zeggen.
Peggy
Mijn meisje van de muziekschool heette Aranka
alsof haar ouders ooit Turkije bezochten,
en de hoofdstad niet precies onthielden
maar wel waar ze haar maakten.
Aranka vroeg me of ik haar Peggy wilde noemen
naar een meisje uit een tijdschrift, met paarden.
Zolang haar ouders vonden dat ze nog geen borsten had
geen beha hoefde dragen. Ik woog haar in mijn handen,
allebei, al zwaarder.
Michelle
Michelle Pfeiffer bestond nog niet. Deze slaapkamerogen
waren eerst. Ik heb wat in haar heen en weer geschoven.
Ze maakte er geluiden bij die ik daarvoor alleen in films hoorde.
Voor wie, vroeg ik mij af en dacht aan buurvrouw boven.
Pannetje melk, bedorven. Jaren later zag ik haar lopen
met kinderwagen en makelaarsachtige man, niets
van haar filmische kwaliteit verloren. Ik heb je kut gelikt,
dacht ik, laat de makelaar niets horen.
Suzette
Ze onderbrak haar reis om in mijn huis te kijken.
Bij Muiderpoort stapten we uit en staken over.
Ze kon altijd nog verder of terug, kleine zus.
Voor de vorm gingen we ’s nachts
kijken of de trein nog reed en wisten al
dat ze zou blijven. En bleef.
Ze moest wel in mijn smalle bedje liggen.
Ik zei niet doen ik wil dit niet met jou
ik wil dit met je zus, Suzette.
Toen zus eindelijk kwam droeg ze
een kruis je hart beha waar je van de borsten
alleen het kruis maar zag voortdurend dacht
Pastunette, Pastunette.
.
Deze drie meisjesnamen komen nu nog voor in het vierde hoofdstuk, dat het vraagstuk van de liefde behandelt. Ieder hoofdstuk graaft vanuit het heden naar het verleden, en van daar weer terug naar de toestand in mijn wereld van vandaag.
In Peggy ben ik twaalf, bij Michelle en Suzette alweer twintig. Zo bezien zal Suzette of Michelle kunnen sneuvelen, terwijl anderzijds juist Peggy en Suzette zich dubbelen, omdat ze beiden over borsten gaan. Ik weet het niet. U mag het zeggen.
Peggy
Mijn meisje van de muziekschool heette Aranka
alsof haar ouders ooit Turkije bezochten,
en de hoofdstad niet precies onthielden
maar wel waar ze haar maakten.
Aranka vroeg me of ik haar Peggy wilde noemen
naar een meisje uit een tijdschrift, met paarden.
Zolang haar ouders vonden dat ze nog geen borsten had
geen beha hoefde dragen. Ik woog haar in mijn handen,
allebei, al zwaarder.
Michelle
Michelle Pfeiffer bestond nog niet. Deze slaapkamerogen
waren eerst. Ik heb wat in haar heen en weer geschoven.
Ze maakte er geluiden bij die ik daarvoor alleen in films hoorde.
Voor wie, vroeg ik mij af en dacht aan buurvrouw boven.
Pannetje melk, bedorven. Jaren later zag ik haar lopen
met kinderwagen en makelaarsachtige man, niets
van haar filmische kwaliteit verloren. Ik heb je kut gelikt,
dacht ik, laat de makelaar niets horen.
Suzette
Ze onderbrak haar reis om in mijn huis te kijken.
Bij Muiderpoort stapten we uit en staken over.
Ze kon altijd nog verder of terug, kleine zus.
Voor de vorm gingen we ’s nachts
kijken of de trein nog reed en wisten al
dat ze zou blijven. En bleef.
Ze moest wel in mijn smalle bedje liggen.
Ik zei niet doen ik wil dit niet met jou
ik wil dit met je zus, Suzette.
Toen zus eindelijk kwam droeg ze
een kruis je hart beha waar je van de borsten
alleen het kruis maar zag voortdurend dacht
Pastunette, Pastunette.
.