woensdag 6 december 2006

 
DON’T YOU HARRY ME NOW!

Geleende paniek. Duizendkunstenaar Harry Hoogstraten belt mij vanavond met de mededeling dat hij alweer verdwijnen moet. Ik ken de man een eeuwigheid, hij is een Hollandse variant op Allen Ginsberg, Jack Kerouac, Jackson Pollock, Gary Snyder, Philip Whalen, dat spul, die tijd: hard rock ’n roll.

Krantenlezers kennen het verschijnsel Jacobus Kloppenberg. Welnu, dat is Harry, maar dan beter. In zijn tijd was hij gekend als dichter, de laatste tien of twintig jaar is hij een soort van beeldend kunstenaar, het soort dat enorm veel troep verzamelt en dat vervolgens sorteert, opstapelt, rangschikt, afbreekt, betekenis geeft. Dat geeft een hoop troep.

Nu moet hij verdwijnen van de hoek van de Kabelweg/Dynamostraat in Amsterdam, Sloterdijk, waar hij een enorm gebouw van de voormalige Autovroon in gebruik genomen heeft, een oude Volkswagengarage, dat staat er ook op, met grote letters: VW.

Hij deelt de ruimte met een paar antikraakwachten. En hij moet 15 december weg zijn.
Vanavond belt hij, min of meer in paniek, of ik nog een zeecontainer voor hem weet, ik weet geen zeecontainer.

In het jaar onzes heren 2000, zo lang geleden is het alweer, moest hij verdwijnen uit een fabriekshal boven kringloopwinkel de Tweede Ronde, aan de Haarlemmerweg, er zou een dure film worden opgenomen, iets met Greenpeace, het Milieu, een film die failliet ging zodra de ruimte voor de film gereed was gekomen. Maar voordat hij verdwijnen moest, maakten we een folder, was er een opening, kwam hij op teevee, bij Jack Spijkerman, Malle Pietje, er was een opening, even leek het ergens op, het leek nergens op.

‘Harry Hoogstraten (1941) dichter-performer en beeldend kunstenaar, woonde tussen 1959 en 1974 ondermeer in Japan, de Verenigde Staten van Amerika en Ierland. Hij debuteerde als dichter met From The Field (1967) en werd opgenomen in tal van internationale bloemlezing. Sinds 1974 is hij terug in Nederland en maakte onder andere naam als mede-organisator van de befaamde One World Poetry Festivals. Hij werkt onophoudelijk aan totaalinstallaties in lege fabriekshallen. Assemblages van gevonden materialen, gerangschikt, geordend, veranderd, opgenomen in de enorme ruimte die hij uit zichzelf al om zich heen draagt.’

Zoiets schreef ik, de vorige keer dat hij ergens weg moest. Het is weer zover. En het kan niemand wat schelen. Mij ook niet. Ik ga nog even kijken, de komende week, dat kijken is een ervaring. Echt waar. Een scheef leven.

Goed. Vanavond belt hij, na een lange afwezigheid, in kennelijke paniek. Hij moet weer ergens weg. Ik roep mijn schaarse lezer op zijn lege fabriekshal, zijn ongebruikte zeecontainer onverwijld ter beschikking te stellen aan Harry Hoogstraten. Alle details bij mij verkrijgbaar.

En, schaarse bezoeker, gaat u vooral nog even op bezoek op dat geheimzinnige adres op de hoek van de Kabelweg en de Dynamostraat, u vindt het wel, als u bereid bent een kwartiertje tussen snelwegen en onder viaducten door te fietsen, u vindt het wel.




*


View My Stats Free counter and web stats