zaterdag 20 januari 2007

 
SCÈNES UIT HET LEVEN VAN EEN SCHNABBELAAR

Het was me het weekje wel. Of eigenlijk al weken. Ja mensen, zou je welhaast willen zeggen. Jaah. Een avond thuis, mijn koninkrijk voor een rustige avond, een rustige avond thuis.
Vanavond, vrijdagavond werd een twijfelachtig hoogtepunt van de feestelijkheden bereikt: uw Starik werd verondersteld een horde politieagenten toe te spreken, ter gelegenheid van het feit dat de naam van de dienst waaronder men ressorteert, veranderde van DVKP in DCIV, voorwaar, nogal een verbetering. Tevoren was mij een briefing deelachtig geworden, waarin melding werd gemaakt van steekwoorden als Nodale oriëntatie, Informatie gestuurd, Knooppunten mens en goederen en Transformatie. Jaah mensen. En daar een feestrede van bakken.

De naamsverandering moest plaatsvinden in een troosteloos partycentrum, volgens de bijgeleverde routebeschrijving vlakbij station Sloterdijk, nu ja, vlakbij, misschien als je met de auto komt. De Rhôneweg, een fraai staaltje moderne architectuur. Blokkendooskantoren dienen ook ontworpen. Voor de zekerheid het stratenboek in de tas gestoken, na zich thuis langdurig over het warrig stratenpatroon te hebben gebogen, er was wel een vaag idee ontstaan in welke richting er gezocht diende te worden.

Nu ben ik niet ontzettend goed in de weg vinden. Eer is mij het talent gegeven om ook in eigen stad te verdwalen. Laatst legde mijn lief mij uit hoe ik tien minuten kan bezuinigen door langs een andere route van mijn woning naar het station te lopen, wat ik gemiddeld twee, drie keer per week doe, naar het station lopen of fietsen. Ik heb haar reisadvies nog niet durven opvolgen. Ik ben er nu een keer aan gewend om zo te gaan, en niet anders, dat gaat vanzelf, en altijd goed. Don’t push your luck.

Een half uur te laat arriveerde ik dan toch, voor de gelegenheid feestelijk verlicht, te bestemder plekke. Je gaat niet de dienst verkeerspolitie toespreken zonder lampjes aan de fiets. De dag tevoren had ik me de weelde van die nieuwe HEMA-lampjes veroorloofd, die hele kleine met een elastiekje, waar uit een knoopcel-batterij onverwacht fel licht schijnt, hip.
Mooier dan de old-fashioned lampknollen die werkeloos aan de riem van mijn tas de eerste drie minuten van mijn reis een uitgeput schijnseltje uit de leeggelopen batterijen toveren.

Te laat realiseerde ik me dat de voltallige verkeerspolitie in het partycentrum was bijeengedreven, zodat er van enige controle geen sprake zou wezen. Als er één avond is dat men straffeloos zonder licht kan fietsen, dan was het vandaag. Ik had me weer te druk gemaakt. Wel bedacht ik bij wijze van introductie een aardig grapje: om te beginnen zal ik mij even aan u voorstellen, qua nodale oriëntatie, al heb ik met velen van u al eerder persoonlijk kennisgemaakt, met mijn gebrekkige fietsverlichting.

Maar eerst moest ik hoesten in de microfoon, om te laten merken dat het officiële gedeelte van de avond was begonnen, met mij, ik moest kennis maken met de korpschef, die inderdaad een snor droeg zoals je die eigenlijk alleen op televisie ziet. Een snor die je moet kammen.

Laat ik dit over mijn feestrede opmerken: ik gevoelde mij een man die grappig gevonden wil worden. Ik wil helemaal niet grappig gevonden worden. Toch had ik mijn toespraak op de lach geschreven, LTS-zwakstroom. Nu ja, de korpschef, die toch de baas is, en die ik moest inleiden, kreeg de dienders ook niet stil. Pas toen hij op de rode knop ging duwen die een verschrikkelijk mechanisme in werking zette dat de letters DVKP voor DCIV verving, de lusteloze toeschouwers onder een wolk confetti bedolf, en geheel onbedoeld een kroonluchter met donderend geraas naar beneden schoot, viel men even sprakeloos.

Een half uur na afloop van de korpschef mocht ik van mijzelf naar huis: ik had veel handen geschud, met iemand op het toilet van gedachten gewisseld – ‘waar ben jij gedetacheerd?’,
drie bier gedronken, kennisgemaakt met de chef vergunningen, alsmede met de dames achter de bar en die van de organisatie van het evenement, en met deze maximaal toegestane hoeveelheid alcohol in mijn bloed vond ik mijn weg vlot terug, ik mocht geheel onverlicht naar huis, of nee, ik wilde eerst nog langs de heropening van W139, het kunstenaarsinitiatief, dat prachtig werd opgeknapt en waar alsnog de verkeerslimiet aan alcoholische versnaperingen in de vorm van warm bier, zonder dat ik daar iets voor hoefde doen, ruimschoots zou worden overschreden, waar ik niets verder hoefde dan aanwezig te wezen, te laten zien dat ik nog leef. Er staat een rij van een kilometer voor de deur. Zeven mensen verderop spot ik een kennis. Hij wacht al een uur, zegt hij. En hij staat pas zeven mensen verderop. Ik houd het voor gezien.

Zingend fiets ik door de regen terug naar huis. Eindelijk thuis. Geen boete.



+


View My Stats Free counter and web stats