maandag 11 juli 2005

 
eenzame uitvaart nummer 45

dinsdag 5 juli 2005, begraafplaats St. Barbara, 9 uur.
dichter van dienst: Alfred Schaffer

mevrouw Gyulbie Tanarova, geboren 26-2-1962 te Strelets, Bulgarije
gevonden in een woning aan de van Swindenstraat op 22-6-2005

Mevrouw verbleef illegaal in ons land. De woning waarin zij werd gevonden, stond niet op haar naam. Mevrouw heeft vrijwel zeker kinderen in haar land van herkomst. De Bulgaarse ambassade weigert informatie over haar te geven. Natuurlijke doodsoorzaak. De woning werd echter nog niet door de politie vrijgegeven.

Maandag aan het eind van de middag haast ik mij tussen twee buien door naar de platenwinkel om Le Mystère des Voix Bulgares op cd te kopen. Ik moet er een langspeelplaat van bezitten, maar durf geen kopieën uit de computer meer te trekken sinds ik Johnny Cash hoorde haperen, een paar uitvaarten terug. Goran Bregovicz mag op herhaling. Tenslotte laat ik mijn keus vallen op “Berceuse” uit de Vuurvogel-suite van Stravinsky, opdat de muziekkeus ook bij de heer Degenkamp in de smaak zal vallen. Cello, goed.
‘s Morgens vroeg belt Johan Kembel vanaf zijn fiets dat hij het niet halen gaat. We zullen het moeten stellen zonder iemand van de Dienst. Kwart voor negen, een herfstige zonneschijn verlicht het pad waar de zilvergrijze lijkwagen gelijk met mij komt aanrijden. Schaffer is er al.
De uitvaartleidster neemt mijn cd’s in ontvangst. We wachten geduldig tot de klok het hele uur heeft volgemaakt. Niemand. We gaan de aula binnen. Het mysterie van de Bulgaarse stemmen klinkt inderdaad prachtig. Dan staat Schaffer op, komt naar voren en spreekt rechtstreeks tot de kist:

Eén steek diep en je bent terecht

Maar stel dat ik je kende. Met de nodige vertraging.
We waren naar de film geweest, ik moest de helft voor je vertalen.

Als het nacht werd ben je vrijer om te gaan en staan, pal, te dwalen
langs bekende routes, langs cafés, waarom stap je niet naar binnen.

Heb ik je thuis gebracht. Om te kijken hoe je woont, zo klein,
zo groot, zo zogenaamd ik zeg je kunt me best vertrouwen maar
waar ben je veilig tegenwoordig, ik zou je ’s ochtends bellen,
stuur een brief met aanhef: het was een mooie avond.

Dat we ons als opgewonden kinderen gedragen, frisgewassen
aan de slag, ik had je nummer niet, je hebt geen naam die ik
met goed fatsoen kan uitspreken – nooit heb je me teruggeschreven.

Die avond op de brug zien we een rondvaartboot met lichtjes
onder ons te voorschijn schuiven, daarna weer het kalme koude water.


© Alfred Schaffer


Zo spreekt de dichter, staande aan de kist. Langzaam, helder. Hij buigt, en keert zich af. Ondertussen geurt de sigaar van Degenkamp de aula binnen. Hij drukt op het knopje van de muziek. De dragers hoesten achter in de zaal. Bij het laatste muziekstuk komt Degenkamp van achter het gordijn tevoorschijn. We staan, de dragers nemen de hoed af en we gaan naar buiten. Zwijgend lopen we het laatste pad. De uitvaartleidster vraagt of de dichter nog iets wil zeggen, aan het graf. Zeg maar gewoon van het vertrouwen in de aarde, moedig ik de uitvaartleidster aan. Die zinsnede kent ze niet. We nemen een lang moment van stilte in acht. Dan lopen terug naar de koffiekamer. Degenkamp vertelt van de regen gisteren. Hij had gelukkig een regenjas aan. Alleen de broek was nat geworden. Maar hij had een uitvaart moeten afbreken. Te gevaarlijk, vond hij, donder en bliksem, en dan al die paraplu’s. Wij houden het droog. Wij hebben geluk. Donkere wolken pakken zich al samen. Bij de koffie vertelt de uitvaartleidster nog eens hoe treurig zo’n afscheid is. Degenkamp treft voorbereidingen voor de algemene dienst, die des dinsdag altijd om tien uur wordt gehouden. Als we buitenkomen drommen de bejaarden al samen. Nabestaanden van doden, aan wie nog dikwijls wordt gedacht.


View My Stats Free counter and web stats