maandag 31 oktober 2005

 
ZELF EEN KUNSTENAAR DE WINTER DOOR HELPEN

Ik heb nooit iets vreemds ingeleverd bij de garderobe van een museum, theater of disco. Als je die keer dat ik een zorgvuldig verpakte dode vis die ik van een fotostudio mee terug naar huis wilde nemen, niet meerekent. De tas was schoon. Dat er een dier binnenin zat, gaat de juffrouw niets aan.

Heel veel jaren geleden hoorde ik op de radio een interview met een juffrouw van de garderobe: zij vertelde dat je je handen na afloop van je dienst moet wassen met garagezeep: zo vet zijn de kragen van loodzware winterjassen. Dit is me altijd bijgebleven. Ik denk dikwijls aan kragen van overjassen.Wel heb ik ooit een op straat gevonden, zwaar beschadigd speelgoedautootje van straat geraapt en in mijn zak gestopt om het voorwerp een paar hoeken om stiekem in de etalage van een winkel in hebbedingetjes te plaatsen. Ik werd daarbij betrapt. De winkeljuffrouw haalde mijn bijdrage onmiddellijk uit de etalage. Maar nog altijd windt het idee mij op, een negatieve diefstal te plegen.

Je voegt iets toe, inderplaats het weg te nemen. Soms hamert een kunstenaar stiekem een werk van zichzelf aan de muur van een museum. Nu hoort hij er ook bij. Ik geloof niet dat het zo werkt. Wel heb ik hobby aan in supermarkten willekeurige dingen in andermans winkelkarretje leggen, alsof ze plots van plan zijn een onverwacht voorwerp aan te schaffen. Ze doen maar aan impulsaankopen. Ik houd erg van de verwarring die het geeft, als ze in het karretje kijken en zien dat er iets niet klopt. De eerste reactie is altijd dezelfde: men laat het karretje geschrokken los, als was er een heftige stroomstoot afgegeven. Dan komt de twijfel. Die vijf liter kattenbakvulling, dat kan dus niet, maar de overige producten kloppen wel.

----- Original Message -----
From: "Rikje Theunissen"

Sent: Monday, October 31, 2005 7:37 PM

Hallo allemaal,

Ik hoop dat jullie willen meewerken aan een klein onderzoekje.
Wat is het vreemdste dat jij (of familielid of vriend) ooit hebt ingeleverd in de garderobe van een museum? Iets dat je Met Eigen Ogen door een vreemde hebt zien inleveren mag ook.
Zelf heb ik na 3 dagen in de garderobe van het museum het idee dat je niet zonder gigantische loodzware rugzak naar een museum kan gaan.Het leukst was de vrouw die na een half uur alles terug wilde omdat ze in het verkeerde museum was. Over ongeveer een maand stuur ik een lijstje terug aan iedereen die een antwoord stuurt.
Groet van Rikje


NB: F. Starik gaf hierboven antwoord.
Hij nodigt zijn lezers uit hetzelfde te doen.

Steun deze kunstenaar die in de garderobe van een museum moet werken in plaats van kunst te maken, door haar bestaan te vullen met juist die bemerkingen, die de kunstenaar doen beseffen, dat ook deze taak een waardevolle kan zijn. Help deze kunstenaar de vette winter door. Niet op mijn adres, maar op het hare, dat halverwege deze weblog – hopelijk klikbaar- te vinden is. Uw beloning zal op den duur waarschijnlijk een mail terug van de kunstenares zelf zijn.


+

 
Eenzame uitvaart nummer 49
Nieuwe Oosterbegraafplaats, maandag 31 oktober 2005, 10. 15 uur.
Dichter van dienst: Alfred Schaffer

Op 13 oktober 2005 werd om half tien 's ochtends op parkeerplaats Hofgeest, in Amsterdam, het stoffelijk overschot aangetroffen van een Nigeriaanse man. Hij droeg een Spaans legitimatiebewijs bij zich, waarschijnlijk had hij daar een tijdelijke verblijfsvergunning of stond hij tenminste aangemeld als asielzoeker, in Spanje. Er is contact geweest met zijn advocaat aldaar. De Nigeriaanse ambassade liet weten geen tijd te hebben eventuele familieleden op te sporen.

De man had bolletjes geslikt, en overleed aan de gevolgen van het knappen van één van de porties drugs die hij in zijn lichaam had. Zijn naam was Dickson Imonjie Ukhuedoba.
Hij werd geboren op 25 mei 1977.

Als ik om vijf over tien mijn rijwiel de begraafplaats opdraai, en gewoontegetrouw naar de kleine aula terzijde van de hoofdingang wandel, word ik doorverwezen naar de hoofdingang.
Gisteren was ik hier nog, om het kunstproject Allerzielen, geïnitieerd door Ida van der Lee, te bezoeken. Toen was de begraafplaats feeëriek verlicht door wel duizend kaarsen. Vandaag, in de aarzelende zonneschijn van weer zo’n lentedag terwijl het herfst had moeten wezen, is er niets meer van te zien. Alles is netjes opgeruimd. Ik begroet de uitvaartleider, die ik altijd meneer Nijman heb genoemd: vandaag hij blijkt opeens Assenbach te heten. Niets is bestendig. Als het bijna kwart over tien geworden is, start ik mijn mobieltje op, om Alfred Schaffer op te zoeken, maar voor ik hem in het adresboek gevonden heb, komt hij haastig aangelopen. Ons gezelschap is kompleet. Nu moeten we nog wachten op het klaarmaken van het graf. De toebereidselen zijn niet voltooid. Kennelijk levert het kunstproject toch enige achterstallige werkzaamheden op. De heer Nijman, ik heb hem tenslotte altijd zo genoemd, vraagt of hij de kist zal sluiten. De BUG heeft gezegd dat de kist mocht openblijven, in de kennelijke verwachting dat er toch wel vrienden van onze man zouden komen opdagen, al komt er niemand. We gaan naar binnen, daar ligt hij, doodstil in zijn kist: een volmaakte jongeman, krachtige kaaklijn, ogen gesloten, volle lippen, brede, gulle mond. De rimpelloze, wasachtige stofuitdrukking van de huid van de dode geeft hem een onaardse schoonheid. We schrikken er bijna van, hem daar zo te zien liggen. Hoe mooi hij is. Hoe zonde, dit.

De organist van de grote aula overlegt over de muziekkeuze, het Largo van Händl, heeft hij al een tijdje niet gespeeld: hij heeft er zin in. Een kwartier later dan voorzien mag hij beginnen.
Dan komt Alfred naar voren, legt zijn linkerhand op de kist en spreekt, met zijn rug naar het publiek van de uitvaartleider, de vier dragers, de organist en ik, de kist toegenegen:


Wish you were here


Je telt weer mee, in de zang schuilt het gevaar. De dagen korten,
tot je verdween. Een stevig ontbijt met twee gebakken eieren en spek
en toast, een stukje tomaat, dit uitzicht op een parkeerplaats:

vanaf hier moet je het alleen doen vrezen we, je bent niet langer
van de wereld in dit daglicht. In het oog van een orkaan – je kent
die foto’s wel, alles in één grootse afwachting. Voordat de hel losbarst.

Nu word je slapend rijk, nu mocht je terug. Afgeluisterd, toegefluisterd.
Door de modder naar het veldje waar je twee keer scoorde
en dan is het feest en iedereen was blij en alles mag en niets hoeft,

geen wijsheid die je kraakt. De serveerster vraagt of je nog koffie wilt,
we naderen oorlogsgebied. Tuurt je moeder in de verte waar je blijft,
wanneer je thuiskomt zwaait er wat. Je bent aan niets ontsnapt,

er is contact geweest, als je straks de straat op gaat versteent dit hart.
Vandaag was je de eerste mens die zag de zon opkomen.



Hij spreekt geëmotioneerd, als geschrokken van de intimiteit van het gezicht in de kist,
neemt dan weer plaats, de organist zet zijn tweede stuk in en besluit met Somewhere…over the rainbow. De heer Nijman spreekt, vanaf het spreekgestoelte, zijn verbijstering uit over het zinloze verlies van dit jonge leven. Door de deuren kiert het zonlicht, een mot vliegt onrustig rond de halogeenlampjes die de kist verlichten, als de deuren opengaan, verdwijnt hij naar buiten. We staan op, en volgen de kist en de mot de prachtige ochtend in, naar buiten. We hoeven niet lang te lopen: het gedeelte met de algemene graven is niet ver van de grote aula vandaan. Als ik me niet vergis stond hier gisteren het eenvoudige huisje, afgedekt met dekens, dat Nynke Deinema voor de anonieme doden maakte. Het zal er woensdag weer staan, vlakbij meneer nummer 49, die we vandaag wegbrengen. We nemen onze stilte in acht, Nijman onderstreept nog eens hoe droevig dit einde is, Alfred vult aan: ik hoop dat iemand hem mist. We lopen terug naar de koffie, Schaffer krijgt op zijn verzoek een kopje thee geserveerd. We moeten verder, hij moet aan het werk, ik heb een afspraak met een journalist om over het eenzame uitvaart-boek te spreken. Als we de aula uitgaan staat er een nieuw gezelschap klaar om de begraafplaats op te gaan: een groep van dertig, veertig mensen, met in het middelpunt een heftig huilende man.

‘Enorm intens,’ zegt Alfred, als we even later afscheid nemen. ‘Heel vreemd om nu weer aan het werk te gaan, alsof er niets is gebeurd.’ Ik fiets langzaam de Middenweg af, naar het café, waar de journalist wacht en meer koffie, langs de plek waar Theo van Gogh nu bijna een jaar geleden werd vermoord. Er scharrelt een filmploeg rond, de parkeerplaats waar hij heeft gelegen is vrijgemaakt, er staan twee borden bij: m.i.v. 2/11 parkeerplaats vrijhouden. Ik bedenk – en passant- dat het eenvoudigste en meest doeltreffende monument zou wezen: plaats een spiegel in de vorm van die parkeerhaven op het wegdek: daarmee blijft die plek voor altijd leeg.

‘O, die’, zegt de journalist, als ik hem schets wie we zojuist wegbrachten; ‘er heeft vorige week een stukje over in de krant gestaan.’ Hofgeest, de parkeerplaats was hem bijgebleven. We eten een broodje kaas. Ik zie het jonge volmaakte gezicht nog voor me, die de zon niet meer zal zien opkomen.

vrijdag 28 oktober 2005

 
EEN RUSTIGE VOGEL (III)




De kunstenaar geeft hierbij opdracht aan de galeriehouder om alle op loopafstand van de kunstruimte gelegen dierenwinkels te bezoeken. Bij gebrek aan dierenwinkels op loopafstand mag hij gerust de auto nemen naar de dichtstbijzijnde handelaar in dierenbenodigdheden en levende have. In de winkel aangekomen vraagt hij telkens om ‘een rustige vogel.’ Hij laat zich er een kooi bij adviseren en -naar ter plekke ingewonnen informatie- de noodzakelijke toebehoren tot het houden van de betreffende rustige vogel. De galeriehouder volgt de aanwijzingen van dierenwinkel nauwkeurig en volledig op.

Alle zo bij elkaar gebrachte rustige vogels worden gedurende de tentoonstelling in de tentoonstellingsruimte met de geadviseerde benodigdheden vertoond en door de galeriehouder naar de ongetwijfeld deskundige instructies van de dierenwinkel verzorgd. De galeriehouder is gerechtigd gedurende de tentoonstelling zo veel rustige vogels door te verkopen als in zijn vermogen ligt. Hij rekent hiervoor de kostprijs, vermeerderd met het percentage van de galerie en 60% marge voor de kunstenaar. Deze verklaring geldt, vermits ondertekend door de kunstenaar zelve, als certificaat van echtheid van de rustige vogel.

De kunstenaar geeft opdracht tot het aanschaffen van de vogels met toebehoren. Het aantal vogels is tenminste één, en verder afhankelijk van de afzetmogelijkheden van de galeriehouder: iedere verkochte vogel wordt tijdens de tentoonstelling onmiddellijk door een onder dezelfde voorwaarden en volgens dezelfde procedure verkregen exemplaar vervangen. De oplage gaat zover de voorraad van vogels strekt. De zorg voor de vogel, de eventuele verkoop en bij uitblijven daarvan de noodzakelijke vernietiging draagt de kunstenaar bij dezen op aan de Galerie.

Na afloop van de tentoonstelling worden onverkochte exemplaren uiterlijk de eerstvolgende maandag na afloop van de tentoonstelling precies om twaalf uur door de galeriehouder vernietigd. Het is niet toegestaan overgebleven vogels onder de vastgestelde verkoopprijs wederrechtelijk aan de kunstenaar te onttrekken. Het is de galeriehouder evenmin toegestaan onverkochte vogels te behouden of retour aan de leverancier te zenden. Eventuele stoffelijke resten kunnen in de vuilnisbak.





© F. Starik, 1996/2002/2005

donderdag 27 oktober 2005

 
EEN RUSTIGE VOGEL (II)


Ik vroeg aan Olaf Risee of ik zijn vermakelijke verslag van de aankoop van zijn ‘rustige vogel’ op mijn eigen weblog mocht kopieëren. ‘Tuurlijk, copieer maar’, schreef hij terug, en dat deed ik, in de hieronder geplaatste log, en kon de logisch daaruit voortvloeiende vraag : ‘is dit trouwens de eerste keer dat 'een rustige vogel' wordt uitgevoerd of is het al eerder gedaan?’
even natuurlijk niet onbeantwoord laten. Ik kon geen antwoord schuldig blijven, en vertelde hem ongeveer dit:

‘Ik heb in 1998 een vogel tentoongesteld in een klein kooitje, geplaatst over een opengeslagen boek van Gerard Reve. Ik had de vogel speciaal voor de tentoonstelling gekocht. Na afloop van de tentoonstelling heb ik het boek weer dichtgedaan (het was wel iets dikker geworden) en had ik dus die vogel over. Ik zag er erg tegenop de vogel mee naar huis te nemen. Een Japans meeuwtje, een goedkope vogel, ik had er zes gulden voor betaald. Om het geld ging het niet.

Het bleek een rustige vogel. Mijn nieuwe huisgenoot was best te doen.
Na verloop van tijd was hij zo tam geworden, dat hij naar me toe vloog als ik heel lang roerloos voor de kooi bleef staan. Dan ging hij recht voor mijn gezicht zitten, we keken elkaar aan, en dan schoot hij met alle kracht die in hem was zijn dunne vogelpoep in mijn gezicht, als van een duif, maar dan gelukkig veel minder. Soms ging hij midden in zijn kooi keihard zitten zingen. Nu ja, zingen, bek wijd open en geluid maken, dat was het meer.

'Sindsdien heb ik een fijne hobby aan vogelenhouden', schrijf ik in het weergaloze gedicht Twee handige mannen, dat in 2002 in de bundel Simpele Ziel verscheen, de bundel die de terugkeer van mijn dichterschap markeert, en nog altijd op de thuispagina van deze site figureert. Na eerder op de inmiddels onvindbare cd Vinger in het zand van Willem Kloos Groep vlekkeloos te worden uitgevoerd: dan heet het nog , volledigheidshalve, Schenk mij de vreugde van twee handige mannen. Ik zal u per elektronische post een kopietje van het bewuste nummer branden, dan kunt u de vogel leren dansen op de muziek die voor hem geschreven werd, houdt u er dan rekening mee dat - indien u de muziek in de tentoonstelling wenst te betrekken - u het stilleven moet aanvullen met een verdrietige kamerplant en een ronde vissenkom met tenminste één vis erin.

Zo rond de millenniumwisseling heb ik voor mijn rustige vogel deze oplossing bedacht.
Inderplaats mijn eigen opdracht uit te voeren, besloot ik hem een vriend te geven. Steeds grotere delen van mijn atelier verdwenen achter kippengaas, al grotere kolonies vogels bewolkten de ruimte: ik kocht een vogel met een wit hoofd en een zwart lijf, die heel statig rechtop kon zitten. Ik kocht er een die des zomers glanzend zwartblauw was en des winters dofbruin, hij maakte geluiden alsof je met een droge zeem over een raam veegt: de glazenwasser. Ik legde mij toe op het kweken van duifgrijze kanaries, met een zweem van bruin erin. Vrolijk gekleurde vogels terug tot herfst te brengen.

Ik had een mozambikaanse sijs, een verschrikkelijk rotbeest, die de bevolking lastigviel en op andermans nest ging zitten, om te pesten: die heb ik weggestuurd, voor straf heb ik hem in een klein kooitje buiten op het dak gezet met het deurtje open. Even later wasti weggevlogen, maar ‘s avonds zatti er weer: hij was teruggekomen. Toen heb ik hem maar weer mee naar binnen genomen, ik heb hem gezegd: je bent gewaarschuwd.

De motten schijnen in het vogelzaad te zitten.
Toen ik het museum betrok, heb ik alle vogels op de tweede etage losgelaten, ik dacht ze vinden hun plek wel. Ze vonden hun plek niet: het werd een geweldige paniek. Alles fladderde tegen ruiten, muren, kraste met nagels langs tere oppervlakten, scheet in zijn zenuwen op lijsten en zuurvrij geplakte foto's, vloog zich hartaanval. Wist zich geen raad met de overvloed aan onbepaalde ruimte, een schoorsteenmantel. Vensterbank, nergens een stok. Sommige vogels vluchtten naar boven, steeds verder naar boven, en des nachts naar de donkere zolder, omdat ik altijd een lampje op de overloop liet branden, dat de dieven konden zien, dat er ook helemaal boven nog iemand thuis was. Overdag wilden ze niet terug naar beneden komen, gezellig. Helemaal beneden had ik water en zaad geplaatst. We zijn verhuisd, wilde ik maar zeggen. het aanpassingsvermogen bleek ontoereikend.
Ik heb alle ramen opgeschoven. Na een paar dagen waren ze weg. Ze zijn ook niet meer teruggekomen. De motten hebben het nog drie jaar lang op een streng dieet van winterjassen volgehouden. Toen waren die ook weg.

Ik heb nooit meer een rustige vogel genomen. Inmiddels heb ik allang geen hobby aan vogelenhouden meer. Nu heb ik een vis. Een grote, en voor zijn gezelschap, een paar kleine.
Daar heb ik ook een boek over geschreven. Met een cd erbij, met een lied over ‘de grote vis’ erop. Maar nu ga ik eerst het lied van de vogel zoeken.’

 
Een rustige vogel.

Olaf Risee beschrijft vandaag op zijn weblog hoe hij tot uitvoering van zijn opdracht tot het veroorzaken van een conceptueel kunstwerk kwam. ik denk niet dat de linkjes als gevolg van het knip en plak procédé nog werken. voor de volledigheid kopieer ik de volledige url's hierbij: met de Vrouw wordt Tine Moniek bedoeld. Die moet u dan zelf maar googlen.
http://galerie93.risee.net/
een verslag van de aankoop vind je hier: http://risee.web-log.nl/log/3942369

"Voor Galerie 93 dienden De Vrouw en ik, in kunstzinnige opdracht van F. Starik, ‘een rustige vogel’ aan te schaffen. (Een beschrijving van het kunstwerk vindt u hier.)Enfin, De Vrouw en ik togen deze middag dus naar de lokale dierenwinkel om zo’n ‘rustige vogel’ te bekomen. Hieronder treft u de boeiende dialoog met de verkoper aan.“Goedemiddag, kan ik u helpen?”“Jazeker, wij zoeken een rustige vogel.”“Een rustige vogel?”“Inderdaad.”“En wat voor soort?”“Dat maakt niet uit, als ie maar rustig is.”“Wat denkt u van deze?” (de verkoper wijst een vogel aan van 90 euro, de duurste aanwezig)“Ja, die zit er inderdaad wel rustig bij… Maar hij kijkt wel wat onrustig uit z’n ogen, vindt u ook niet?”“Tja…”“Heeft u geen andere rustige vogel?”“Nou, deze is ook wel rustig. En die. Of die daar.” (de verkoper wijst willekeurig wat vogels aan.)“O ja.”“Eigenlijk zijn deze allemaal wel rustig…” (de verkoper maakt een wijds gebaar)“Die grasparkieten ook?”“Ja, hoor.”“Doe er daar dan maar eentje van.”“Goed, ik pak er eentje.” (de verkoper gaat met zijn hand de kooi in, waarop het vogeltje wild heen en weer begint te vliegen)“Euh… die wil ik niet.”“Hoezo niet?”“Wel, ik vraag u expliciet om een rustige vogel en moet u eens kijken hoe hysterisch dat beest tekeer gaat! Dat kan ik niet rustig noemen…”“Ja, dat is natuurlijk omdat ie nu een beetje zenuwachtig is.”“Ah zo. Dus u denkt dat ie normaal gesproken wél rustig is?”“Ja, dat denk ik wel.”“En als nu blijkt dat ie niet rustig is, kunnen we hem dan ruilen?”“U heeft twee weken garantie op de vogel.”“Okee, dan nemen we ‘m. Bedankt, hoor.”En zo kwam Frankje, zoals we het vogeltje liefdevol gedoopt hebben, in Galerie 93 terecht, alwaar u hem de gehele maand november gratis kunt bezichtigen. U kunt Frankje + toebehoren echter ook kopen voor maar 60,99 euro. Mocht niemand Frankje willen hebben, dan zal hij na afloop van de expositie vernietigd worden… Enkele foto’s van de aankoop vindt u hier en hier."


Niet hier. Dat niet.

woensdag 5 oktober 2005

 
Ilse Starkenburg schrijft vandaag, in aanvulling op het verslag van de uitvaart van gisteren: ‘Het was vanochtend toch een iets andere wandeling door het Westerpark dan anders. Wat jij volgens mij niet hebt gezien, was dat de uitvaartleider tijdens het koffiegebeuren mij op een babykikkertje wees, we raapten het samen op en hij bracht het zorgvuldig weer naar buiten. Dat vond ik wel bijzonder toevallig, omdat in mijn gedicht ook het woord "kwaken" voorkomt.’

dinsdag 4 oktober 2005

 
Eenzame uitvaart nummer 48
Siegfried Eugène Smalheuvel
Dinsdag 4 oktober 2005, 14 uur, begraafplaats St. Barbara
Dichter van dienst: Ilse Starkenburg

De heer Smalheuvel werd geboren op 30 mei 1949 op Curacao, vader werd geboren in Paramaribo, moeder afkomstig uit Curacao. Beide ouders zijn inmiddels overleden. Verder geen familie bekend, nooit getrouwd geweest. Siegfried kwam in 1970 uit Suriname naar Nederland. Hij werd op 21 september door de politie in zijn woning in Amsterdam-Noord gevonden. Zijn laatst geopende post dateert van 24 augustus. De politie vermoedt dat hij een paar weken dood in zijn woning heeft gelegen.
Hij stond bekend als 'een druktemaker'.

Zijn woning wordt omschreven als 'zeer kaal'. De heer Smalheuvel genoot een uitkering van de Sociale Dienst. En dinsdag wordt hij dus begraven op St. Barbara. In de loop van de week stuurt dichter van dienst Ilse Starkenburg een zevental versies van een langzaam groeiend vers, tot de dag gekomen is dat zij haar debuut als uitvaartdichter maakt, in een heldere zonneschijn, die men voor een zomerdag kon houden, als de zon niet zo duidelijk al zoveel kracht verloren had.

Als ik om tien voor twee aan kom rijden, staat de lijkwagen er al. Aanfietsend in de straffe tegenwind hoorde ik het klokje al bengelen. Ilse is gekleed in een zwart mantelpakje, als een volleerd begrafenisbezoeker. Ze heeft een rugzakje in dezelfde kleur om. Ik vraag me af of er een fluit in zit. De eerste vraag die ze stelde was: zal ik een mooi stuk op mijn altblokfluit spelen? Ik reageerde onmiddellijk, als door een wesp gestoken, vol ongeloof. ‘Je meent toch niet werkelijk, dat je een fluit mee naar de begrafenis wil nemen?’ Pas daarna dacht ik aan de mogelijkheid dat het een prachtig gebaar zou kunnen zijn, een levend muziekstuk. Mailde er nog achteraan, dat dit natuurlijk háár uitvaart is, dat ze moet doen wat naar haar inzicht juist is, maar het was al te laat. De fluit werd thuisgelaten. Achteraf heb ik geweldig spijt. Ik had dat wel eens willen zien, iemand die een beetje op een fluit gaat staan te blazen bij de kist.
Ze beweert dat ze best goed fluiten kan. Conservatoriumniveau is het niet, maar wel zes jaar les gehad. Toen ze ontdekte dat men oneindig veel meer eer inlegt met het bedienen van een toeter, vond ze het te laat om overnieuw te beginnen, met de blaastechniek, ze stamt uit een armelijk nest.

Ze was er al, op de begraafplaats, geruime tijd. Toen de heer Nijman, onze uitvaartleider, arriveerde, begon hij haar omstandig te condoleren, in de veronderstelling dat zij familie van de overledene was. Nu ik gearriveerd ben, vraagt hij zich weer af of er vandaag dan twéé gedichten zullen klinken. Dat zal niet het geval zijn. Ilse heeft muziek op cd meegenomen, die gaat ze afgeven aan de heer Degenkamp, ik wacht buiten op de verhoopte komst van een medewerker van de Dienst of wellicht een late bezoeker.

Om twee uur precies beginnen we. Ilse koos een stuk van Bach uit, uit de Weltliche Kantaten het ‘Coro’. Het stuk duurt bijna zeven minuten. Ze had zich voorgenomen pas na het tweede stuk te spreken, dat echter uitblijft. Dan staat ze op, loopt met snelle kordate pas op de kist af, kiest positie in het midden naast de kist en leest wat gehaast, door de forse galm in de ruimte nauw verstaanbaar, haar gedicht voor meneer Smalheuvel.


jij bent een lastig pakket


mag ik me even voorstellen?
ja ik weet wat aan late kant
jij bent Druktemaker dus

en ik ben, wel ik begin
elke ochtend
met een wandeling

langs de watertuinen,
langs St Barbara,
door de watertuinen soms,
door St Barbara soms,

door is lastiger dan langs
want uit riet kunnen plotseling
diertjes springen, ze lijken dood-
alleen dan beginnen ze toch te kwaken!

en dan beginnen ze toch te preken:
die met hun staarten op uitvaarten
georiënteerde muizen, familie
ik verwacht ze nu elk moment
om de hoek

maar zij zullen niet komen
ze weten hier niet van
weet je, misschien, aan het begin,
van een ochtend, kom ik nog wel eens
binnen.


Dan klinkt opnieuw Bach op, ditmaal pianomuziek, de Franzosichen Suiten in de interpretatie van Glenn Gould, eerst nummer 1, en dan nummer 9. Dan komt de heer Nijman naar voren, die naast me in de bank was komen zitten, zet zijn hoed op, buigt voor de dode en wenkt de dragers achter uit de aula naar voren, we staan recht en volgen de kist even later naar buiten, Starkenburg kort op de kist, opnieuw met die snelle kordate pasjes, alsof ze eigenlijk haast heeft.

Vandaag geen lift om de kist te laten zakken. Er liggen twee touwen klaar. Nijman spreekt zijn formule van het vertrouwen in de bestemming, die hier bereikt is. De kist zakt netjes omlaag. Er wordt een bloem op gelegd, en op voorspraak van de heer Nijman staat Ilse Starkenburg haar gedicht af, die netjes op de kist wordt vastgeschroefd. We lopen terug, voor de koffie. Nijman constateert tevreden, dat meneer in ieder geval een nette begrafenis heeft gehad. In de koffiekamer ruikt het naar chloor, alsof er juist een grondige reiniging heeft plaatsgevonden. Ook de dragers mogen koffie. Meestal mag dat niet. Maar ach, nu er niemand is. Meneer Degenkamp heeft een nieuwe bril op. Ik vind het een mooie bril.

We kletsen wat na, en vertrekken dan, mooi op tijd om mijn zoon van school te halen, zonder dat hij heel lang op mij hoeft te wachten. Want wat zeg je dan, als zoon: mijn vader is wat later, die heeft nog een begrafenis?


View My Stats Free counter and web stats