maandag 31 juli 2006

 
MORIR EN SAN HILARIO

Getuige te zijn van de eigen uivaart: het is een regelmatig terugkerend thema in literatuur en film. Onlangs werd in de hilarische film ‘The weather man’, thans in de videotheek te huur, de zogeheten ‘levende uitvaart’ gepresenteerd, waarbij de plechtigheid een keer geoefend wordt, in aanwezigheid van de stervende, opdat die zelf van zijn eigen uitvaart kan genieten.

Binnenkort wordt in Nederland de film ‘Morir en San Hilario’ uitgebracht, waarvan de synopsis luidt: "Iedereen in het dorpje San Hilario verdient zijn brood aan de prachtige begraafplaats en door het organiseren en uitvoeren van de allermooiste begrafenisplechtigheden. De mensen komen speciaal naar San Hilario om er te sterven in stijl.

Maar de behoefte aan snelle begrafenissen en het ritme van het moderne leven in het algemeen hebben als gevolg gehad dat de inwoners van San Hilario geen werk meer hebben. Precies daarom zien ze Germán Cortés maar al te graag komen. Germán is een nieuwe klant die zijn laatste dagen in het dorpje wil doorbrengen. Zijn aankomst betekent voor de inwoners van San Hilario dat ze nog eens kunnen laten zien wat ze waard zijn en zo kunnen ze misschien de hele economie én het dorp zelf redden.....

Maar de dingen worden lichtelijk gecompliceerd wanneer Germán sterft nog voor hij San Hilario bereikt en de brave zielen van San Hilario per vergissing een vluchtende man ontvangen. De vluchteling, die zijn ware identiteit liever verborgen houdt, doet niets om het misverstand op te helderen en is zo getuige van de voorbereidingen van z'n eigen begrafenis. "

Morir en San Hilario: 95 min. / 35 mm / Kleur / Dolby Digital / Spaans gesproken, Nederlands ondertiteld / Spanje- Argentinië- Brazilië 2005


Nederlandse release: 24 augustus 2006




.

dinsdag 25 juli 2006

 
EENZAME UITVAART NUMMER 64

dinsdag 25 juli 2006, half tien, Nieuwe Oosterbegraafplaats

Wim Arnold Luger, geboren 2-11-1942 te Paramaribo, Suriname, door de politie gevonden in zijn woning aan de Zeeburgerdijk in Amsterdam op 17 juli 2006.

Dichter van dienst: Erik Lindner


Wim Arnold Luger bewoonde een kleine driekamerwoning. Begin juli hoorden de buren een bons. Toen het er na verloop van tijd begon te stinken, belden ze de politie. Volgens de dienst was het in de woning “een ongelooflijk zooitje”. De heer Luger had als hobby het repareren van fietsen en het verzamelen van lood. De heer Luger had een zuster en die zuster heeft een zoon. De familie reageerde niet op het bericht van zijn overlijden. Aangezien het stoffelijk overschot al twee weken had gelegen en de tijd begon te dringen, werd tot een eenzame uitvaart besloten.

Starik is verhinderd. Hij verhuist zoveel kuub kunst naar de opslag om een kamer te kunnen inrichten voor zijn zoon. Ik moet denken aan de tijd dat ik kunst bewaarde voor vrienden die het anders zouden weggooien. Dat werkt niet, dat bewaren voor anderen. Op een gegeven moment voel je je een dierenasiel. Zo’n vrouwtje die zwerfkatten eten geeft op een afbraakveldje. Maar goed, Starik belde. Het is warm en er is een dode.

Op de dag voor de begrafenis fiets ik naar de woning. Er is weinig te zien. Een klein balkon, plastic achter de ramen en uitzicht op een kerk. Als ik voor de deur van het portiek sta, komt de bovenbuurman naar buiten. Die ziet me noteren. Hij nodigt me uit mee te lopen. De stank in het trappenhuis is ondragelijk. De man uit zich in een onnavolgbare stortvloed van klachten.

Dinsdag. Het gaat warm worden, maar het is nog vroeg. Mensen gaan zomers gekleed naar hun werk. Ik fiets in een zwart pak met een witte envelop in mijn hand. In de envelop prints van het gedicht. Als ik om tien over negen de Nieuwe Oosterbegraafplaats oprijd, stapt de uitvaartleider de heer Nijman uit zijn auto om de portier aan te spreken. Ik krijg een hand en fiets door richting de aula. Daar haalt Nijman me opnieuw in. Hij laat me de aula zien en bespreekt met de organist wat hij speelt. Vivaldi en dan Mozart.

Als ik buiten sta te wachten komt meneer Van Bokhoven aanfietsen. Met een nieuwe collega. Hun gezichten zijn bezweet. Van Bokhoven vraagt of ik al op vakantie ben geweest. Ik ben van plan hem die vraag terug te stellen, maar Nijman komt erbij en neemt het gesprek over. Voor hoeveel personen koffie er besteld is. Toch maar voor zes, als ook de zuster en haar zoon mochten komen. De heer Nijman waarschuwt ons voor de stank binnen. Het stoffelijk overschot is direct overgebracht naar het AMC en pas daar is het overlijden geconstateerd, zo kan hij op zijn papieren zien. Van Bokhoven vertelt dat ze in de woning het stuk vloer waar het overschot op lag eruit hebben moeten zagen.

Dan lopen we naar binnen. De heer Van Bokhoven en zijn collega zitten links van het gangpad, ik rechts. Het stuk van Vivaldi lijkt telkens te stoppen en gaat dan toch door, zodat ik vier keer mijn spieren span om op te staan. Nijman komt naar voren zonder iets te zeggen. Wijst me waar ik moet staan.




- Dag Wim Arnold. Wat sleep je allemaal met je mee?

Ik zeul met lood en kapotte fietsen twee trappen op.
De fietsen repareer ik. Sommige zet ik weer terug.

Ik ben op Allerzielen geboren en woon halverwege de dijk.
Nooit heb ik gedacht dat een kerk een huisnummer zou hebben.

De kerk tegenover mijn huis heeft zelfs geen toren. Kijk maar.
Alle ruiten aan de straatkant heb ik met plakplastic bedekt.

Ik heb mijn eigen brievenbus alleen de trap deel ik met boven.
Daar woont een gezin zo groot als ik met vier jonge kinderen.

Achter mijn etage staan hoge bomen voor het Lozingskanaal.
In het kanaal liggen woonboten. Die liggen vast aan de overkant.

Ik heb nog laatst een partij lood voor een meier doorverkocht.
Dat was een paar jaar geleden. Sindsdien vul ik alleen maar aan.

- Zo is het goed, Wim Arnold. Leg die dingen nu maar neer.




De microfoon galmt in de aula, na iedere halve regel moet ik pauzeren. Als ik terug loop kijk ik alleen naar de kist. Op de muur erachter is een tekening van een pauw, riet en bomen. Alsof we hier binnen, als in de film Soylent green, de natuur vergeten zijn. En daaraan herinnerd moeten worden.

Bij het derde muziekstuk zie ik door de spleet tussen de ronde deuren de dragers zich klaarmaken. Meneer Nijman loopt door de aula en de deuren schuiven open. Hij gebiedt ons op te staan. De dragers rollen de kist op wieltjes de aula uit. Een Surinaamse medewerkster van De Nieuwe Ooster loopt voor hen uit. Nijman naast hen. De heren van de dienst en ik volgen de kist. In de verte dendert tram 9 over de Middenweg. Klinkt er gehei. We lopen langs een steen voor een man voor wie volgens het opschrift zijn truck zijn alles was. Namens vrouw en kinderen.

Tweehonderd meter verder staan we stil. De dragers tillen de kist van het onderstel op een heuvel met takken. De Surinaamse staat erachter. Op de heuvel moeten de dragers knielen om de kist recht neer te zetten. Als de dragers weglopen, worden we bij de kist gevraagd. Nijman verheft zijn stem. Hij spreekt de overledene direct toe. Dat die misschien een rotzak was of gewoon contactgestoord, dat het in ieder geval drukker was bij zijn geboorte dan zijn begrafenis. Toch vraagt hij om een minuut stilte en wenst hem een zachte rust toe. De Surinaamse drukt een knop in met een stok en de kist zakt automatisch weg.

We lopen langs het graf van Jacques Perk. De ambtenaren spreken over ambtelijke zaken. De verhoudingen bij UZ en wie na welke reorganisatie waar terecht komt. We blijken aan de verkeerde kant van de kist gestaan te hebben, maar dat kon niet anders vanwege die heuvel. In de koffiekamer vraagt Van Bokhoven aan Nijman of hij al op vakantie is geweest. Ik kan aan zijn stem horen dat hij zich opnieuw voorgenomen had die vraag te stellen.

Als ik de begraafplaats af fiets zie ik Uitvaartcentrum Elders. Daartegenover is een bushalte aan diggelen. Duizenden glasscherven liggen op het fietspad.



© gedicht en verslag: Erik Lindner.

vrijdag 21 juli 2006

 
Eenzame uitvaart nummer 5

in Utrecht, eergisteren, valt na te lezen op http://eenzameuitvaart.web-log.nl
Dichter van dienst: Vrouwkje Tuinman
Verslag: Ruben van Gogh

Opmerkelijk: in Utrecht wordt de overledene zo uit de zilveren lijkwagen op de baar gezet en naar het graf gereden. Daar, aan de rand van de kuil, spreekt de dichter. Dan zakt de kist, en is de plechtigheid voorbij.



.

vrijdag 14 juli 2006

 
ROTTEND STAAL, ONLINE…Bart FM Droog onderhoudt nu al zes jaar de website Rottend Staal, met een vrijwel dagelijks bijgehouden poëtische nieuwsdienst en een uitgebreide database van alle dichters die er in ons taalgebied actief zijn, recentelijk nog (in samenwerking met de Contrabas) uitgebreid met een jaaroverzicht van de volledige poëzieproductie van het afgelopen jaar, met daaraan gekoppeld een publiekprijs. Hij bombardeerde via een alternatieve internetverkiezing Simon Vinkenoog tot ‘dichter des vaderlands ad interim’. Hij bedierf de daaropvolgende verkiezing met een lobby voor Driek van Wissen. Hij doet dat alles met de ijzeren volharding die je uitsluitend in het Noorden des lands aantreft: onafhankelijk, kritisch, vasthoudend, recht door zee, met een flinke portie humor en, laten we het mild stellen, een forse dosis eigenaardigheden en een gezonde afkeer van ‘het establishment’, dat in ruil daarvoor een even gezonde afkeer van zijn nieuwsdienst tentoonspreidt: neem het laatste boek van Thomas Vaessens, ‘Ongerijmd succes’ waarin het fenomeen Droog / Rottend Staal enerzijds een rode draad door het betoog vormt, maar waar de hoogleraar anderzijds niet moe wordt te betogen dat Droog buiten zijn zelfgeschapen medium geen enkele weerklank vindt. Droog wil geen subsidie, want dat leidt maar tot afhankelijkheid, tot inkapseling.

Dat kunnen wij onhandig van hem vinden, het is zeker een feit dat Droog zich voor geen enkel karretje laat spannen dan zijn eigen. Maar nu is zijn karretje al twee maanden kapot.
Daar moet wat op gevonden worden. Droog wil zijn gironummer niet openbaar maken, maar al wie een (substantiële) bijdrage wil storten kan dat nummer per mail bij mij opvragen.





.

 
eenzame uitvaart nummer 63

I.M. de heer Joop Herder, geboren 4 maart 1928 in Amsterdam, bevonden op 6 juli 2006 in zijn woning in Amsterdam West.

vrijdag 14 juni 2006, 10 uur, begraafplaats Vredenhof

dichter van dienst: Ilse Starkenburg

De heer Herder is nooit getrouwd geweest. Hij had zeven broers, waarvan er nog één over is, die thans op zijn sterfbed in België ligt. Er is een weduwe van een andere broer, die weduwe heeft Joop nooit gekend.

De heer Herder genoot naast zijn AOW van een klein pensioen. Zijn uitvaart wordt uit eigen middelen gefinancierd. Hij krijgt dus acht dragers. En een dichter.

De dienst is in zijn woning geweest: een kleine driekamerwoning, wel wat stoffig, maar verder keurig: bankstel, dressoir, bed, etc. Hij had hobby aan schilderen en tekenen. Portret en landschap, sterk figuratief. De ramen stonden open, toen de dienst zijn woning bezocht. Het stonk wel, maar het stonk niet heel erg. Hij heeft dus niet al te lang in zijn woning gelegen.

Vrijdag. Prachtige Hollandsche zomerochtend. Langs de Haarlemmerweg op Vredenhof aanrijdend, zie ik aan de overzijde van de straat Ilse Starkenburg aan komen lopen. De dragers staan al bij de poort, één van hen begroet me uitbundig met ‘ga je weer dichten? Maak er wat moois van!’ We knikken en buigen. Op de begraafplaats wacht de heer Tielemans van de Dienst, lang niet gezien. Ook hij is gereorganiseerd, handelt nog een half jaar achterstallige nalatenschappen af, helemaal alleen, op een kamertje op het IJsbaanpad. Hij verklaart zijn komst aan de hand van de parkeergarage aan het Bos en Lommerplein: de voltallige afdeling TRUP, waaronder de eenzame uitvaarten ressorteren, houdt zich bezig met het onderdak brengen van de negentig geëvacueerde bewoners boven het met instorting bedreigde parkeerdek. Het wachten is de auto met de kist erin, die pas na tienen arriveert, alsof de dichter Hans Verhagen de wagen moest chaufferen.

Het is een prachtige kist. Zo’n kist als je in Amerikaanse films wel zit, als er iemand wordt begraven, met uitbundig koperbeslag, een groter bloemstuk dan gebruikelijk, rode rozen. Starkenburg heeft muziek meegebracht. Tielemans ruilt de keuze –licht klassiek – graag voor de door haar meegenomen cd’s in. Als we de aula binnentreden, klinkt Mendelssohn’s Venetiaanse gondellied al op. Jawel, uit de cyclus ‘Lieder ohne Worte’. Dan leest Starkenburg haar gedicht voor. Ze gaat dicht bij meneer Herder staan, pal naast de kist.


Hamelen


Beste Joop, van Frank hoorde ik
dat jij op 6 juli dood ging

ik was die dag op de verjaardag
van Reinet, die 6 jaar werd

er was eens een stad
waar een hele vreemde man

kwam om de mensen
te redden van de ratten

heb jij dat verhaal gekend?
leefde je nog net, toen
ik het Reinet

voor de eerste keer voorlas?
en toen je zelf 6 werd? Wat kreeg je?
en toen ik 6, en de oorlog

al weer lang geleden. Maar ik leg
verbanden die er nooit zijn geweest

in naam van jouw moeder, jouw broers,
jouw tekeningen, en alles wat

van jou is, neem het als kinderen
mee de stad uit

de berg sluit zich achter je
wij gaan. weten de weg
terug nog te vinden


© Ilse Starkenburg.


Het is in zijn ogenschijnlijke eenvoud een treffend gedicht, intiem, het omringt hem met namen, leven, het maakt van ons familie, een toevallige familie, hier bijeengebracht, in deze weinige woorden. Scarlatti, een opgewekte sonate, desondanks in mineur, vertolkt door klavierleeuw Horowitz. Dan wordt het stil.

De beheerder van de begraafplaats, die de muziek bedient, vertrekt geen spier. Hij heeft het knopje ingedrukt, voor nummer vijftien, van dezelfde Horowitz-cd, maar we horen niets. We zien door de ramen van de aula de dragers langskomen, om zich achter de nog gesloten deuren te posteren, dan geeft de uitvaartleider van achter uit de aula kennelijk een teken, de beheerder kijkt in zijn kastje, en drukt na ampele overweging nog eens op een knopje. Dan is het gelukt.

Geruststellend klinkt de piano nu. De deuren gaan open, de dragers komen binnen, nemen de kist op hun schouders, en keren zich omzichtig schuifelend om, naar buiten. Daar gaan we, de verrukkelijke ochtend in. Vredenhof ligt er uitbundig bij: op veel graven staan verse bloemen, dikwijls is er een tuinbankje bij gezet. Zwijgend wandelen we achter de kist aan. Ilse geeft haar gedicht aan de uitvaartleider mee, om op de kist te leggen. Het wordt onder het bloemstuk geschoven, dat mee het graf in daalt, nadat de uitvaartleider uiterst omzichtig een klein schepje zand op de kist heeft gelegd.

We houden een minuut stilte. Ik durf geen schepje zand op de kist te werpen, het zou de strenge compositie van bloemstuk, gedicht en hoopje zand verstoren, zonde van de mooie kist ook, eigenlijk. Zo’n kist zou heel decoratief gewoon kunnen blijven staan, eiken, nog jaren, nog jaren.

vrijdag 7 juli 2006

 
Een levende uitvaart

In de film ‘The weather man’ is Nicholas Cage de tragikomische weerman David Spritz, zoon van een succesvol schrijver, een superieure vader, die aan het eind van de film aan kanker zal overlijden.

Zijn moeder vindt in een boek het idee van ‘de levende uitvaart’, een therapeutisch bedoelde bijeenkomst voor haar spoedig te verscheiden echtgenoot, waar vrienden en familie van samenkomen als bij een begrafenis: in gepaste kledij, compleet met toespraken, bloemen, een rij voor de condoléances, met dit verschil: de dode leeft nog.

Hij woont dus zijn eigen uitvaart bij. De mogelijkheid is vaker geopperd, hier wordt het evenement gepresenteerd als een vanzelfsprekend onderdeel van een uiterst bewust doorgemaakt rouwproces, en bovendien als een geaccepteerd ritueel, een volkomen ingeburgerd verschijnsel: niemand kijkt er vreemd van op, er worden in de film door de gasten geen grapjes gemaakt over het ridicule toneelstukje waarin ze figureren als vriend of familielid. In die zin was het idee nieuw, voor mij althans. Ik sluit niet uit dat zoiets in Amerika wel voorkomt, en nu de film ons land bereikt heeft, binnenkort ook in dit theater.
Het is een mogelijkheid, en zodra die aan een groot publiek geopperd wordt, zal dat er gebruik van maken.

Ik weet niet zeker of ik dit een pervers idee vind.

In mijn familie viert men ook de eigen verjaardag niet. Men wordt simpelweg ouder. Men trouwt in stilte, krijgt een paar onopvallende kinderen, is in mindere of meerdere mate ongelukkig en laat zich tenslotte zonder ophef wegbrengen. Wij zijn niet zo van het theater. Wij hoeven niet zo nodig aan sociale conventies te voldoen. We zijn daar te eenzaam voor, er zouden maar een paar mensen komen. Het zou niet erg gezellig worden. De gasten zouden al spoedig wat bedremmeld afscheid nemen en ons achterlaten met de twijfel, of ze het na dit echec überhaupt nog zullen opbrengen naar onze eigenlijke uitvaart te komen, nu wisten we nog niks.

De ijverige weerman heeft enorm zijn best gedaan op een toespraak.
Evenwel, als hij moet spreken valt na één twee zinnen de elektriciteit weg. Consternatie.
Als ruim een half uur later de stroomvoorziening weer op gang is gebracht, wordt zijn toespraak verder vergeten, hij wordt nooit afgemaakt.

De weerman spreekt: “Als ik aan mijn vader denk, denk ik aan Bob Segers Like a rock.”
En dan valt het licht uit. Dat is niet leuk voor de weerman. Hij heeft op de levende uitvaart van zijn vader alleen maar iets over Bob Seger gezegd.

Hij heeft alleen de naam van een foute popzanger genoemd, de titel van een stom nummer dat hij als achttienjarige goed vond. De weerman faalt, de weerman faalt altijd, in de ogen van zijn vader.

In de film komt het allemaal nog goed.







.

donderdag 6 juli 2006

 
www.duizenddichters.nl

Er was een plan.
We houden vol.
Is het mogelijk?
Het is mogelijk.
Zie daar.
Zie maar.





.

woensdag 5 juli 2006

 
Omroeper


Treinen reden spaarzaam in die tijd.
Er was sprake van omvangrijke werkzaamheden.
Er waren leidingbreuken, defecte treintoestellen,
er moest altijd wel iets omgeleid of weggesleept.

Regende het, dan waren er vierkante wielen.
Had er iemand op de rails gepoept.
Scheen de zon, trokken de rails onmiddellijk krom.
Voordat het gevroren had, zaten de wissels vastgekoekt.

Reed er niets meer, sprongen de waarschuwingsseinen
eindelijk op groen. Er werd vanuit de verte nog iets omgeroepen.
Zakkenrollers liepen, handen in de zakken, over lege perrons.







.

dinsdag 4 juli 2006

 
KLASHORST IN AFRIKA

Op vrijdag 16 juni, tijdens de Schoorlse kunstdagen, presenteerde theatermaker Harrie Hageman de tweede editie van Starik vs. Klashorst. Een eerste editie speelde zich een half jaar eerder af in Perdu. Modellen werden levend geschilderd, terwijl Starik een gedicht over hen schreef. Ik hield daar in ieder geval één geslaagd vers aan over, dat in mijn nieuwe bundel –Songloed- wordt opgenomen. We vonden het allemaal een geslaagd experiment, een vorm van zeer minimaal theater. Een kijkje in de keuken van, jawel, het scheppingsproces van den kunstenaar.

Nu bleek het onmogelijk, in de week voorafgaand aan de tweede editie, met Peter Klashorst in contact te komen. Hij reageerde niet op telefonades noch op mailberichten. ‘Hij zal wel in Afrika zitten,’ opperde ik. Hageman besloot geen risico te nemen en vroeg de schilder Emo Verkerk om Klashorst te vervangen. Fotograaf Koos Breukel legde de modellen vast met zijn camera, terwijl Verkerk op een groot schetsblok met een enorme doos kleurpotloden hen voorzichtig tekende, en Starik zijn ‘Schoorlse gedichten’ schreef. Van Klashorst geen spoor.

Vandaag kwam er dan eindelijk bericht van de kwijtgeraakte kunstenaar.

“hoi Harrie ...sorry dat ik me niet heb gemeld ....jammer dat ik t gemist heb ....ik ben blij dat Emo mijn rol heeft kunnen overnemen ...hij is ook n erg goeie portretschilder ...bedank m alsjeblieft namens mij .....de reden dat ik dr niet was of kon mailen was dat ik op de vlucht was voor de politie en ook geen geld had voor n ticket naar huis ...ik word nog steeds gezocht ...leuk is t allemaal niet ....maar ik loop nog vrij rond ....moet alleen weg zien te komen ...tis allemaal theater ....t zijn natuurlijk absurde aantijgingen ...de zaken waar ik dan van verdacht word...dr is n meisje verdwenen en ik ben daar t laatst mee gezien beweert men en er spelen nog n paar andere kwesties ...niks mee van doen natuurlijk ...,maar goed ik zit dr wel weer mooi mee en hier geldt de omgekeerde bewijslast, dus iedereen is schuldig totdat je t tegenovergestelde kunt bewijzen ...daarom zit de halve bevolking hier ook in de bak .....nogmaals sorry Harrie en ik had liever daar gezeten dan hier dat begrijp je wel .....ik had ook je telefoonnummer niet meer .....groeten aan iedereen en excuses vooral ook aan Starik …tot gauw…”

We wachten af hoe vlug dat gauw gaat zijn. Ik herinner me van een paar jaar geleden een vergelijkbare situatie, gevolgd door de vlucht terug van de in het nauw gebrachte ontsnappingskunstenaar. Belgische toestanden, daar.





.

 
VERSLAG VAN EEN PERFORMANCE

(Wat voorafging: kunstenaar Connie Dekker vroeg alweer drie jaar geleden aan een paar dichters een tekst op een ballon te bedenken, die door een Italiaanse Heerlijkheid zouden zweven. Ik bedacht deze tekst om weg te laten vliegen: “ En toch: dat ik bij je blijf, ik weet het zeker...” die in vertaling over drie ballonnen werd verdeeld: “Eppure: che resto con te, lo so per certo..” Ballon 1 doorsnede 0.90 m: Eppure: ballon 2 doorsnede 1.50 m: che resto con te, ballon 3 doorsnede 1.20 m: lo so per certo...Afgelopen weekeind heeft dat allemaal opnieuw, zij het op hilarische wijze moeizaam, het luchtruim gekozen. Het onderstaande verslag werd geschreven door Connie Dekker.)

"Gisteren ben ik teruggekomen uit Italië, de presentatie van mijn dvd over Zeeland en de performance zijn erg goed ontvangen. Als eerste: de performance op de berg van Monsummano Alto was beeldschoon. De organisatie van het geheel door het museum was perfect. Ik heb zo ontzettend veel hulp gehad en toen de performance in volle gang was (die heb ik zelf alleen verdekt opgesteld kunnen volgen omdat ik de meisjes-performers moest begeleiden van de ene positie naar de andere positie) zag het er zo goed uit in die omgeving dat de tranen me in de ogen sprongen. Dat overkomt me nooit. Nooit.Deze keer bleven de ballonnen heel. De wind hield zich bescheiden speels. Alleen bleken de ballonnen wat taai na drie jaar, de eerste liet zich in een vreemde eivorm blazen waar de tekst van Starik maar wat onderin bleef hangen en het daarboven vreemd opzwol. Toch hield de ballonnenman dapper vol en hij heeft hem redelijk leesbaar gekregen.

Hij gaf meteen vol goede moed aan dat hij er erg aan twijfelde of het vanwege de taaiheid met de rest wel zou lukken. De tweede knalde dus meteen, ik was binnen, de meiden aan het kleden en kreeg bijkans een hartstilstand. Toen hij de reserve op ging blazen bleven we er met zijn allen vol hoop naar kijken en vanwege de vervaarlijke vorm die de ballon aannam, schuifelde iedereen angstig achteruit zonder dat we het van onszelf of elkaar bewust waren.Terwijl alle aanwezige medewerkers de overige 18 ballonnen voorgemasseerd en voorzichtig opgetrokken hebben heeft hij ze allen in langzaam tempo volgeblazen met gevaar voor eigen leven, het zweet parelde in stroompjes van zijn lijf. Ik had nog niet verteld dat hij erg laat was aangekomen omdat zijn truck halverwege de berg met verhitte motor was blijven hangen.

Ik heb de bezoekers een parcours af laten leggen, eerst over een bosrijk pad waar tijdens de eerste ontmoeting twee performers verschenen en snel weer over het pad verdwenen, richting La Rocca, Salvatore, het gebied achter de kerk met een geweldig vergezicht over het moeras van Fucecchio waar twee andere performers plaats hadden genomen die de bezoekers onder de poort van de kerktoren naar het kerkpleintje hebben geleid, toen is 1 van hen over het centrale pad verdwenen om de andere vier op te halen die verdekt stonden opgesteld, het meisje wat achterbleef blokkeerde het pad zodat niemand het meisje dat vertrok kon volgen.Daarna zijn ze met zijn vijven het centrale pad weer naar boven gewandeld alwaar ze zich weer verenigden met de achtergeblevene op het kerkplein en ze zich in een cirkel hebben geformeerd zodat ze zich goed konden laten bewonderen en iedereen de kans had de ballonnen te lezen, en als finale zijn ook deze keer de ballonnen allemaal tegelijk de lucht in gegaan.

De "ik weet het zeker" ballon van Starik ontsnapte als enige als eerste, dus Starik bleef van begin tot einde dwarsliggen. Die meiden van de plaatselijke theatergroep, allemaal tussen de 16 en de 20 waren prachtig. Het waren 6 heel verschillende karakters met bijna "Pasoliaanse" uitstraling. Ze hebben vreselijk hun best gedaan.

Ik denk dat de persoon die het meest genoten heeft, een dame is die Assunta heet. Ze woont al sinds haar geboorte op de berg en is daar nooit weggegaan. Ze is nu ver in de 70 en ze heeft daar, sinds haar ouders er niet meer zijn, altijd helemaal alleen gewoond zonder moderne
middelen, wel met 40 honden. Sinds er een restaurant op de berg is, heeft ze haar honden van gemeentewege weg moeten doen. Nu heeft ze een geweer in huis. Haar boodschappen deed ze altijd te voet. Nu gaat ze nog steeds te voet naar beneden maar neemt ze een taxi terug naar
boven. Haar huisje staat aan het kerkpleintje en ze had haar stoeltje klaargezet op het plein om het allemaal goed te kunnen volgen en ze slaakte voortdurend kreten van bewondering. Ondertussen was ze naar mij op topkracht aan het schreeuwen: "waarom verstop je je nou
daar achter dat hek, zo kun je ze toch niet zien aankomen!"


CONNIE DEKKER






.

maandag 3 juli 2006

 
donderdag 13 juli om 19.30 uur bibliotheek Stadserf, Stadserf 1 te Schiedam:
Poëzie voor boven de bank

Deze avond wordt gepresenteerd door Jet Crielaard, beeld- en woordkunstenaar en initiatiefnemer van Poëzie voor boven de bank - een tentoonstelling van handgeschreven poëzie op behang - .

Karin Visser, directeur van bibliotheek Waterweg zal de openingshandeling verrichten.

Vele dichters zullen voordragen, en meer dichters die boven de bank willen hangen zullen dat niet. De tentoonstelling was al dikwijls elders te zien, maar zolang het beweegt, gaat het vooruit, mama. Het duurt allemaal tot 7 augustus.

Voor informatie over alle aan de tentoonstelling deelnemende dichters zie:
http://albums.van-rij.nl/Bladeren.php?Album=37&Blad=1


En één van hen was ik.
Maar ik kom niet. Ik kom niet.

 
Eenzame uitvaart nummer 62

Aanvulling van de meester hemzelf, de gehele tekst als vandaag eerder uitgesproken.


Hans Verhagen


Bij de begrafenis van Salvatore la Rocca


Begraafplaats St.Barbara, Amsterdam, 3 juli 2006


Salvatore la Rocca,
wiens stoffelijk overschot we vanochtend begraven,
werd op 26 november 1933 geboren in Francofonte, in het Italië van Mussolini.. Op 23 juni 2006 werd hij op 72-jarige leeftijd levenloos gevonden in zijn woining aan het Spreeuwenpark in Amsterdam-Noord in het Nederland van Balkenende. Hij was al een paar dagen dood.
Niemand had hem zo direct gemist.
Niemand kende hem genoeg om naar zijn begrafenis te komen. Het enige familielid, een broer in zijn geboorteland, heeft geen zin daarvoor de reis naar Nederland te maken.
Wat er in dat leven van Salvatore la Rocca allemaal gebeurd is, het lijkt niet veel, maar daar kunnen we ons duchtig in vergissen, we zullen het nooit weten. We kunnen hooguit vermoeden, bijvoorbeeld dat hij indertijd Italië verlaten heeft, omdat daar geen werk was, en in l’Olanda wel. We weten dat hij getrouwd is geweest en weer gescheiden. Heeft hij in zijn later leven ooit de definitieve terugkeer naar zijn geboortegrond overwogen of was hij daarvoor teveel Nederlander geworden? Hij lijkt zijn bestaan rijkelijk onopvallend te hebben uitgezeten, de laatste jaren van zijn AOW, in die weinig spectaculaire, niet direct vrolijk stemmende wijk in Noord, waar hij niet veel vrienden maakte.
Tot zover de ruwe schets van Salvatores uiterlijke kenmerken. Het klinkt nogal treurig, maar de dood is een vitaal onderdeel van het leven. Er zou niets treurigs aan moeten zijn. Daarom hier een meer spirituele kijk op deze mijlpaal in het leven van Salvatore la Rocca. In het nu volgende gedicht wordt een poging ondernomen de dood, de ‘vorst der duisternis’ genoemd, met terugwerkende kracht, over het graf heen, onschadelijk, want ontragisch te maken:



Zalig niets

Alles wat je nu nog wil is het oceanische van zalig niets
Zie je? Je piekert niet, je huppelt
over stranden langs de losgeschroefde zeeën van de geest
Je herinnert je niks, je bent een korrel en een druppel
en je bent hier nooit geweest

Alleen - is dit nu ‘dood’? Je vindt het niks.
Je wilt niet langer worden achtervolgd door de zandverstuivingen
van de herinnering
Dan ga je liever ergens anders heen

In vervoering zal men je niet brengen met de uitvoering
van een speciaal voor jou geschreven werk
getiteld Wij zullen je doodvervelen
Hoeveel olifanten gaan er in een kever?
Eindeloos vele








Dank voor je vriendelijke opmerking, Starik

Hans V








.

 
EENZAME UITVAART NUMMER 62

maandag 3 juli 2006, 10 uur, begraafplaats St. Barbara

Salvatore La Rocca, geboren 26-11-1933 te Francofonte, Italië, door de politie gevonden in zijn woning aan het Spreeuwenpark in Amsterdam-Noord op 23 juni 1933.

Dichter van dienst: Hans Verhagen.

Salvatore leefde alleen. Hij scheidde lang geleden, geen kinderen, er is een broer in Italië die niet naar zijn begrafenis zal komen. Hij leefde al geruime tijd van een AOW-uitkering.
Meer informatie krijg ik er niet uit, bij de Dienst, dit moet genoeg zijn. Wat zou je meer willen weten? vraagt medewerker Mahmut aan de telefoon en ik som op ‘nou, bijvoorbeeld hoe lang hij al hier was, wanneer hij trouwde en hoe lang hij al gescheiden is, wat voor werk hij deed, hoe lang hij in zijn woning heeft gelegen’ hap ik naar adem. Vlug antwoordt hij dat het allemaal niet belangrijk is, hij weet het niet.

Hans Verhagen zegt deze keer ongepoederd te zullen verschijnen. Lacht luid. Dit om aan te geven dat hij het stukje van de vorige keer op mijn weblog heeft gelezen. Scherpe stukkies, oordeelt hij. Maar hij zal er zijn, maandagochtend.

Voor ik naar de begraafplaats vertrek, bel ik hem nog eens, goedemorgen, controle. Maar net als de vorige keer klinkt hij wakker en opgewekt, klaar om te vertrekken. We spreken de details nog even door, geboortedatum, geboorteplaats, opdat er toch nog wat te controleren valt. Dan fiets ik door de blikkerende zon naar de begraafplaats. Ik draag van mijn kostuum alleen de broek, het jasje heb ik thuisgelaten. De radio maakt gewag van tropische hitte. Dat klopt. Ik arriveer ruim voor de lijkwagen aan komt rijden ter plaatse, Degenkamp komt juist zijn dienstwoning uitgelopen, jas in de hand, een overhemd met korte mouwen.

Ik verontschuldig mij voor het thuislaten van de jas. Wel draag ik mijn glanzend zwarte schoenen, verwijl de grappige slippers die ik deze dagen draag, met parelmoeren kraaltjes zijn opgevrolijkt. De dragers staan bij de poort, in hun traditionele grijze wintermantel.
Daar is de uitvaartleider. Een nieuwe, althans voor mij. Hij heeft al veel over mij gehoord. Zegt hij. Als Degenkamp zich bij ons voegt, vertelt hij dat er iets aan zijn kostuum ontbreekt: hij is zijn hoed vergeten. Hij stelt voor om de dragers in dat geval ook maar blootshoofds ten tonele te voeren. Nog best warm, zo’n harde hoed op.

De lijkwagen arriveert. De kist wordt er uitgeschoven. Ik vraag me af of zo’n auto airconditioning heeft. Dat heeft hij. We scholen samen bij de ingang van de aula. Van Bokhoven komt aanfietsen in een lichtblauw poloshirt van Adidas, met een nieuwe collega, die zich introduceert als ‘een halve Italiaan die niet van voetbal houdt’. We maken grapjes over de nakende finale. We zijn het er allemaal over eens: dat gaat Duitsland –Italië worden.
Degenkamp haalt een cd, met Italiaanse muziek: we kiezen voor een luid gezongen lied van Andrea Bocelli, Verdi en het Slavenkoor, zoiets, licht katholiek. Dan is het tien uur geworden.
Het wachten is de op de dichter van dienst. Ik steek nog maar eens op. En om vijf over tien neemt Van Bokhoven het estafettestokje van mij over, en om tien over tien ben ik weer aan de beurt. Om kwart over tien tovert de uitvaartleider een gedicht uit zijn binnenzak, dat hij altijd bij zich heeft, voor noodgevallen. Een lied van Bram Vermeulen over een steen in een rivier.
En een sonnet waarvan ik vermoed dat de auteur wel eens Nel Benschop kan heten, dat staat er niet bij. Eindelijk, de neus van een taxi wordt zichtbaar in de poort van de begraafplaats.

Verhagen komt eruit, in een wit linnen kostuum, mooi. Zo, dan kunnen we beginnen, vindt de uitvaartleider zonder hoed. Misschien…wijst Degenkamp op mij, maar ik heb mijn sigaret al in de bosjes geschoten. Onder het luide gezang van Bocelli wordt de kist naar binnen gereden.

We nemen plaats. Van Bokhoven en de nieuwe collega links in de voorste bank, Verhagen en Starik op rechts. Verhagen leunt over het krappe kerkbankje, waarin het inderdaad moeizaam rechtop zitten is, als een vriendelijke beer naar het tafereel van de kist, de leesstandaard en de kaarsen genegen. De muziek stopt nogal abrupt. Verhagen komt naar voren, grijpt zich vast aan de standaard en vat voor ons nog eens het weinige dat we van meneer La Rocca weten samen, ongeveer zoals de mevrouw van de geestelijke zorg van vorige week.

‘(…) Hij lijkt zijn bestaan rijkelijk onopvallend te hebben uitgezeten, in die weinig spectaculaire, niet direct vrolijk stemmende wijk in Noord.’

Dan maakt hij de brug naar zijn gedicht: ‘Tot zover de ruwe schets van Salvatore’s leven op aarde. Het klinkt nogal treurig, maar de dood is een vitaal onderdeel van het leven. Daarom hier de meer spirituele versie van de gebeurtenis. In het nu volgende gedicht wordt - de vorst der duisternis- met terugwerkende kracht, over het graf heen, onschadelijk, want ontragisch gemaakt.’

Zo spreekt Verhagen, en dan volgt het gedicht.


Zalig niets


Alles wat je nu nog wil is het oceanische van zalig niets
Zie je? Je piekert niet, je huppelt
over stranden langs de losgeschroefde zeeën van de geest
Je herinnert je niks, je bent een korrel en een druppel
en je bent hier nooit geweest

Alleen – is dit nu ‘dood’? Je vindt het niks.
Je wilt niet langer worden achtervolgd door de zandverstuivingen
van de herinnering
Dan ga je liever ergens anders heen

In vervoering zal men je niet brengen met de uitvoering
van een speciaal voor jou geschreven werk
getiteld Wij zullen je doodvervelen
Hoeveel olifanten gaan er in een kever?
Eindeloos vele


© Hans Verhagen


Voor de rest is alles routine: muziek klinkt, we wandelen achter de kist aan de hete ochtend weer binnen, de kist zakt en ‘mevrouw Degenkamp zal ongetwijfeld voor een kopje koffie hebben gezorgd.’ We werpen een schep zand op de kist. De nieuwe collega volgt, Van Bokhoven heeft al gehoor gegeven aan de lokroep van mevrouw Degenkamp. Bij de koffie bespreken we de mogelijkheden van een catatoon leven, maar we vinden er niet veel.


© voor het verslag: F. Starik, 3 juli 2006





.


View My Stats Free counter and web stats