woensdag 25 oktober 2006
ALWEER EEN NACHT VAN HET GOEDE LEVEN
Iedere zondagnacht houdt Adeline Van Lier een Nacht van het Goede Leven, op radio 1.
Nachtelijke luistervinken krijgen daarbij rond de klok van vijf een gedicht voorgeschoteld Dat De Bundel Niet Zal Halen. Zo voorkomen wij dat de nieuwe bundel, die SONGLOED zal gaan heten en Deo Volente in april 2007 verschijnt, al te dik wordt.
Welnu. Aanstaande zondag = kort voorafgaand aan donderdag 2 november, Allerzielen,de dag dat de midprice editie van ‘De eenzame uitvaart’ verschijnt, en bovendien de dag dat begraafplaats De Nieuwe Ooster (Kruislaan te Amsterdam, zie ook mijn agenda) Allerzielen viert met een prachtig spektakel, waarin we allemaal samen de dood gaan vieren en dat afgesloten wordt met, jawel, rond 21 uur, een performance van drie prachtige danseressen, waarna de heer Starik, de dichter, op een podium verschijnt en de laatste doden de wacht aanzegt met een gedicht dat de bundel niet zal halen, omdat zijn redacteur de beeldspraak te plat acht, te afgesleten, te letterlijk vindt uitgesproken, dat haalt het niet, vindt hij, op papier.
Het soort gedicht dat, eenmaal gloedvol uit de bek gezegd, ten overstaan van naar verwachting zo’n tweeduizend belangstellenden als het weer goed is, en – veel waarschijnlijker - een fractie daarvan, wanneer de novembermaand zich eindelijk herfstig betoont, hoe dan ook geweldig klinkt, ons verzoent met de grote dingen van het leven, en daarom toch, op de Nieuwe Ooster Begraafplaats zo zal worden uitgesproken: de kern luidt, qua hoopvolle boodschap, aan der menschen, hoe ontroerend: “Zolang het lied dat ik zing / maar van binnenuit opklinkt, zolang ik kan horen /wat in mijn hoofd zich zingen wil / is alles in orde.”
Steen uit water
Ik was een leeg eiland, een rots uit zee gerezen
bodem, uit diepte opgedreven, korrel, zand.
Ik was een leeg eiland. Ik bewaarde niets, geen enkel ding.
Ergens maar een bleke foto van.
Het was alles leegte, karigheid, vermorzeling.
Dit eiland, grauw als mijn dagen, mijn uitzicht
geen uitzicht , verdoezeld door vuile vitrages, de ramen.
Voorbijgangers, zich naamloos afvragen
waaraan zij voorbijgaan,waarheen, langs deze stille woning,
waar geen klok seconden tikt, de uren slaat, eenvormige dagen
tussen andere dagen dagen alleen laat, en huizen huizen, op elkaar
gestapeld, gesloten blokken blokken aan straten tussen
betekenisloze straten, het kan hier overal wel zijn.
Slaapkamers, aan ieder oog onttrokken.
De woelige zee met het enkele kussen.
De stoet van eenzame nachten, hier doorgebracht.
Niets herinnert zich, houdt zich vast.
En ondertussen. Voorbijgangers, de mens
die ze waren, zij varen zwijgend voorbij.
Er klinkt geen muziek uit hen op nee, niet voor mij.
Zolang het lied dat ik zing maar van binnenuit opklinkt,
zolang ik kan horen wat in mijn hoofd zich zingen wil
is alles in orde. Ik was misschien een leeg eiland, maar de rots
verandert de stroom van het water.
Laat gaan, komen, worden, dorren, varen,
rots, steen, korrel, weest stil. Zie je later.
Stil en trots.
.
Liefhebbers van de soort kunnen mij overigens vanaf 1 november een maand lang bellen, voor vijftig cent per minuut, op mijn nieuwe nummer 09090-gedicht, of, als u dat moeilijk vindt, op 09090-4334248. Iedere dag een vers gedicht, dat eerdere bundels wel haalde. Door de dichter zelve aan u voorgelezen. Al die gedichten verwijzen naar de dood. Daar zijn ze speciaal voor uitgezocht. Zie voor meer info: www.gedichtenlijn.nl
.
.
Iedere zondagnacht houdt Adeline Van Lier een Nacht van het Goede Leven, op radio 1.
Nachtelijke luistervinken krijgen daarbij rond de klok van vijf een gedicht voorgeschoteld Dat De Bundel Niet Zal Halen. Zo voorkomen wij dat de nieuwe bundel, die SONGLOED zal gaan heten en Deo Volente in april 2007 verschijnt, al te dik wordt.
Welnu. Aanstaande zondag = kort voorafgaand aan donderdag 2 november, Allerzielen,de dag dat de midprice editie van ‘De eenzame uitvaart’ verschijnt, en bovendien de dag dat begraafplaats De Nieuwe Ooster (Kruislaan te Amsterdam, zie ook mijn agenda) Allerzielen viert met een prachtig spektakel, waarin we allemaal samen de dood gaan vieren en dat afgesloten wordt met, jawel, rond 21 uur, een performance van drie prachtige danseressen, waarna de heer Starik, de dichter, op een podium verschijnt en de laatste doden de wacht aanzegt met een gedicht dat de bundel niet zal halen, omdat zijn redacteur de beeldspraak te plat acht, te afgesleten, te letterlijk vindt uitgesproken, dat haalt het niet, vindt hij, op papier.
Het soort gedicht dat, eenmaal gloedvol uit de bek gezegd, ten overstaan van naar verwachting zo’n tweeduizend belangstellenden als het weer goed is, en – veel waarschijnlijker - een fractie daarvan, wanneer de novembermaand zich eindelijk herfstig betoont, hoe dan ook geweldig klinkt, ons verzoent met de grote dingen van het leven, en daarom toch, op de Nieuwe Ooster Begraafplaats zo zal worden uitgesproken: de kern luidt, qua hoopvolle boodschap, aan der menschen, hoe ontroerend: “Zolang het lied dat ik zing / maar van binnenuit opklinkt, zolang ik kan horen /wat in mijn hoofd zich zingen wil / is alles in orde.”
Steen uit water
Ik was een leeg eiland, een rots uit zee gerezen
bodem, uit diepte opgedreven, korrel, zand.
Ik was een leeg eiland. Ik bewaarde niets, geen enkel ding.
Ergens maar een bleke foto van.
Het was alles leegte, karigheid, vermorzeling.
Dit eiland, grauw als mijn dagen, mijn uitzicht
geen uitzicht , verdoezeld door vuile vitrages, de ramen.
Voorbijgangers, zich naamloos afvragen
waaraan zij voorbijgaan,waarheen, langs deze stille woning,
waar geen klok seconden tikt, de uren slaat, eenvormige dagen
tussen andere dagen dagen alleen laat, en huizen huizen, op elkaar
gestapeld, gesloten blokken blokken aan straten tussen
betekenisloze straten, het kan hier overal wel zijn.
Slaapkamers, aan ieder oog onttrokken.
De woelige zee met het enkele kussen.
De stoet van eenzame nachten, hier doorgebracht.
Niets herinnert zich, houdt zich vast.
En ondertussen. Voorbijgangers, de mens
die ze waren, zij varen zwijgend voorbij.
Er klinkt geen muziek uit hen op nee, niet voor mij.
Zolang het lied dat ik zing maar van binnenuit opklinkt,
zolang ik kan horen wat in mijn hoofd zich zingen wil
is alles in orde. Ik was misschien een leeg eiland, maar de rots
verandert de stroom van het water.
Laat gaan, komen, worden, dorren, varen,
rots, steen, korrel, weest stil. Zie je later.
Stil en trots.
.
Liefhebbers van de soort kunnen mij overigens vanaf 1 november een maand lang bellen, voor vijftig cent per minuut, op mijn nieuwe nummer 09090-gedicht, of, als u dat moeilijk vindt, op 09090-4334248. Iedere dag een vers gedicht, dat eerdere bundels wel haalde. Door de dichter zelve aan u voorgelezen. Al die gedichten verwijzen naar de dood. Daar zijn ze speciaal voor uitgezocht. Zie voor meer info: www.gedichtenlijn.nl
.
.
maandag 23 oktober 2006
Ondertussen, in Utrecht
vond volgens de plaatselijke telling vanmorgen eenzame uitvaart nummer 6 plaats
dichter van dienst: Ingmar Heytze
zie voor een summier verslag:
http://eenzameuitvaart.web-log.nl
.
vond volgens de plaatselijke telling vanmorgen eenzame uitvaart nummer 6 plaats
dichter van dienst: Ingmar Heytze
zie voor een summier verslag:
http://eenzameuitvaart.web-log.nl
.
STADSDEELDICHTER VOOR STADSDEEL ZUIDER-AMSTEL
Het Parool van vrijdag 20 oktober jl bericht dat het Amsterdamse stadsdeel Zuider-Amstel op 1 oktober een tweede, of zelfs derde deeldichter heeft benoemd. Nadat Adriaan Jaeggi zichzelf in stadsdeel Centrum tot ‘stadsdichter’ benoemde, Hans Kloos in Westerpark werd geïnstalleerd, koos Zuider-Amstel voor Karel N.L. Grazell (1928).
Blijkens het sfeervolle Parool-artikel bewoont de 78 jarige dichter een piepkleine, schemerige huiskamer aan de Waalstraat in de Amsterdam, alwaar hij de gordijnen permanent gesloten houdt, teneinde zijn boeken te beschermen tegen de schadelijke inwerking van het zonnelicht.
De kamer hangt vol met oorkonden, dichtregels van eigen hand en prijzen, naar eigen zeggen is de voormalige schaker, jurist en reclameschrijver van onder andere de onsterfelijke regel Liever Kips Leverworst Dan Gewone Leverworst, nogal wat geëerd.
Grazell brengt zijn dagen door met dichten en het aanschouwen van Goede Tijden Slechte Tijden waarvan hij nog nooit een uitzending heeft gemist. De dichter is vooral bekend onder zijn pseudoniem Leins Janema.
Ik heb hem even gegoogeld, dat leverde 63 zoekresultaten op.
Op de website van het stadsdeel vinden wij zijn ongetwijfeld zelfgeschreven biografie: “Hij studeerde economie, communicatie, massapsychologie (niet af), werkte als aardappelrooier, assistent belastingconsulent, journalist/verslaggever, correspondent, organisator literaire avonden bij vriendin Claartje Eisenloeffel, medeoprichter NiKa avonden (samen met vriend Nico Knapper), juridisch adviseur, officier (Horeca), maker van pick-up elementen, afdelingschef ten stadhuize, copywriter/creatief verantwoordelijke in (inter)nationale reclamebureaus, marketingmanager, account-executive, below-the-line adviseur, en regisseerde audio-video. Na z’n loopbaan (1984) vrijwilliger: zoals les in velerlei vormen van schrijven, radio en TV/film, marketingadviseur van nonprofit organisaties, soms o.m. dj, presentator TV-film, galeriehouder, lid van raden van advies, ontwerper, ‘incidenteel helpend geheugen’ bij werk over b.v. Vijftigers e.v.a. Braak, Jan Arends, Lucebert, salon Koos Frielink (waar hij enkele keren ‘optrad’).”
Blijkens het Parool beschouwt hij zichzelf als één van de Vijftigers. Hij was in 1946 al ‘avantgardistisch bezig’. Dat hij tot stadsdeeldichter werd verkozen vindt hij ‘wel en niet bijzonder’. Hij is er trots op dat de mensen zijn gedichten zo mooi vinden. Hij voert een onderbuurvrouw op die vroeger nooit gedichten las, maar die van hem wel heel mooi vindt, alsmede een vriendin die wenst dat hij haar op haar sterfbed zijn gedicht zal voorlezen.
.
Het Parool van vrijdag 20 oktober jl bericht dat het Amsterdamse stadsdeel Zuider-Amstel op 1 oktober een tweede, of zelfs derde deeldichter heeft benoemd. Nadat Adriaan Jaeggi zichzelf in stadsdeel Centrum tot ‘stadsdichter’ benoemde, Hans Kloos in Westerpark werd geïnstalleerd, koos Zuider-Amstel voor Karel N.L. Grazell (1928).
Blijkens het sfeervolle Parool-artikel bewoont de 78 jarige dichter een piepkleine, schemerige huiskamer aan de Waalstraat in de Amsterdam, alwaar hij de gordijnen permanent gesloten houdt, teneinde zijn boeken te beschermen tegen de schadelijke inwerking van het zonnelicht.
De kamer hangt vol met oorkonden, dichtregels van eigen hand en prijzen, naar eigen zeggen is de voormalige schaker, jurist en reclameschrijver van onder andere de onsterfelijke regel Liever Kips Leverworst Dan Gewone Leverworst, nogal wat geëerd.
Grazell brengt zijn dagen door met dichten en het aanschouwen van Goede Tijden Slechte Tijden waarvan hij nog nooit een uitzending heeft gemist. De dichter is vooral bekend onder zijn pseudoniem Leins Janema.
Ik heb hem even gegoogeld, dat leverde 63 zoekresultaten op.
Op de website van het stadsdeel vinden wij zijn ongetwijfeld zelfgeschreven biografie: “Hij studeerde economie, communicatie, massapsychologie (niet af), werkte als aardappelrooier, assistent belastingconsulent, journalist/verslaggever, correspondent, organisator literaire avonden bij vriendin Claartje Eisenloeffel, medeoprichter NiKa avonden (samen met vriend Nico Knapper), juridisch adviseur, officier (Horeca), maker van pick-up elementen, afdelingschef ten stadhuize, copywriter/creatief verantwoordelijke in (inter)nationale reclamebureaus, marketingmanager, account-executive, below-the-line adviseur, en regisseerde audio-video. Na z’n loopbaan (1984) vrijwilliger: zoals les in velerlei vormen van schrijven, radio en TV/film, marketingadviseur van nonprofit organisaties, soms o.m. dj, presentator TV-film, galeriehouder, lid van raden van advies, ontwerper, ‘incidenteel helpend geheugen’ bij werk over b.v. Vijftigers e.v.a. Braak, Jan Arends, Lucebert, salon Koos Frielink (waar hij enkele keren ‘optrad’).”
Blijkens het Parool beschouwt hij zichzelf als één van de Vijftigers. Hij was in 1946 al ‘avantgardistisch bezig’. Dat hij tot stadsdeeldichter werd verkozen vindt hij ‘wel en niet bijzonder’. Hij is er trots op dat de mensen zijn gedichten zo mooi vinden. Hij voert een onderbuurvrouw op die vroeger nooit gedichten las, maar die van hem wel heel mooi vindt, alsmede een vriendin die wenst dat hij haar op haar sterfbed zijn gedicht zal voorlezen.
.
woensdag 11 oktober 2006
In de serie - Gedichten Die De Bundel Niet Zullen Halen - heb ik vandaag voor u drie meisjesnamen. In de bundel dragen ze alle drie een vraagteken: te leuk?
Deze drie meisjesnamen komen nu nog voor in het vierde hoofdstuk, dat het vraagstuk van de liefde behandelt. Ieder hoofdstuk graaft vanuit het heden naar het verleden, en van daar weer terug naar de toestand in mijn wereld van vandaag.
In Peggy ben ik twaalf, bij Michelle en Suzette alweer twintig. Zo bezien zal Suzette of Michelle kunnen sneuvelen, terwijl anderzijds juist Peggy en Suzette zich dubbelen, omdat ze beiden over borsten gaan. Ik weet het niet. U mag het zeggen.
Peggy
Mijn meisje van de muziekschool heette Aranka
alsof haar ouders ooit Turkije bezochten,
en de hoofdstad niet precies onthielden
maar wel waar ze haar maakten.
Aranka vroeg me of ik haar Peggy wilde noemen
naar een meisje uit een tijdschrift, met paarden.
Zolang haar ouders vonden dat ze nog geen borsten had
geen beha hoefde dragen. Ik woog haar in mijn handen,
allebei, al zwaarder.
Michelle
Michelle Pfeiffer bestond nog niet. Deze slaapkamerogen
waren eerst. Ik heb wat in haar heen en weer geschoven.
Ze maakte er geluiden bij die ik daarvoor alleen in films hoorde.
Voor wie, vroeg ik mij af en dacht aan buurvrouw boven.
Pannetje melk, bedorven. Jaren later zag ik haar lopen
met kinderwagen en makelaarsachtige man, niets
van haar filmische kwaliteit verloren. Ik heb je kut gelikt,
dacht ik, laat de makelaar niets horen.
Suzette
Ze onderbrak haar reis om in mijn huis te kijken.
Bij Muiderpoort stapten we uit en staken over.
Ze kon altijd nog verder of terug, kleine zus.
Voor de vorm gingen we ’s nachts
kijken of de trein nog reed en wisten al
dat ze zou blijven. En bleef.
Ze moest wel in mijn smalle bedje liggen.
Ik zei niet doen ik wil dit niet met jou
ik wil dit met je zus, Suzette.
Toen zus eindelijk kwam droeg ze
een kruis je hart beha waar je van de borsten
alleen het kruis maar zag voortdurend dacht
Pastunette, Pastunette.
.
Deze drie meisjesnamen komen nu nog voor in het vierde hoofdstuk, dat het vraagstuk van de liefde behandelt. Ieder hoofdstuk graaft vanuit het heden naar het verleden, en van daar weer terug naar de toestand in mijn wereld van vandaag.
In Peggy ben ik twaalf, bij Michelle en Suzette alweer twintig. Zo bezien zal Suzette of Michelle kunnen sneuvelen, terwijl anderzijds juist Peggy en Suzette zich dubbelen, omdat ze beiden over borsten gaan. Ik weet het niet. U mag het zeggen.
Peggy
Mijn meisje van de muziekschool heette Aranka
alsof haar ouders ooit Turkije bezochten,
en de hoofdstad niet precies onthielden
maar wel waar ze haar maakten.
Aranka vroeg me of ik haar Peggy wilde noemen
naar een meisje uit een tijdschrift, met paarden.
Zolang haar ouders vonden dat ze nog geen borsten had
geen beha hoefde dragen. Ik woog haar in mijn handen,
allebei, al zwaarder.
Michelle
Michelle Pfeiffer bestond nog niet. Deze slaapkamerogen
waren eerst. Ik heb wat in haar heen en weer geschoven.
Ze maakte er geluiden bij die ik daarvoor alleen in films hoorde.
Voor wie, vroeg ik mij af en dacht aan buurvrouw boven.
Pannetje melk, bedorven. Jaren later zag ik haar lopen
met kinderwagen en makelaarsachtige man, niets
van haar filmische kwaliteit verloren. Ik heb je kut gelikt,
dacht ik, laat de makelaar niets horen.
Suzette
Ze onderbrak haar reis om in mijn huis te kijken.
Bij Muiderpoort stapten we uit en staken over.
Ze kon altijd nog verder of terug, kleine zus.
Voor de vorm gingen we ’s nachts
kijken of de trein nog reed en wisten al
dat ze zou blijven. En bleef.
Ze moest wel in mijn smalle bedje liggen.
Ik zei niet doen ik wil dit niet met jou
ik wil dit met je zus, Suzette.
Toen zus eindelijk kwam droeg ze
een kruis je hart beha waar je van de borsten
alleen het kruis maar zag voortdurend dacht
Pastunette, Pastunette.
.
woensdag 4 oktober 2006
Berichten van de deurmat
Als ik zo’n mat had, had ik vast een plof gehoord.
De plof van de bundel Kastanjegedichten, dichters op de bres voor de paardenkastanje, meer dan honderd dichters schreven speciaal voor deze boom een nieuw gedicht. En één van hen was ik. De bundel werd, zo mag men aannemen, gedrukt op houtvrij papier. (www.uitgeverijpassage.nl)
Driemaandelijks tijdschrift in boekvorm Raster, nummer 115, presenteert, onder gastredactie van Janna en Richtje Reinsma, een aflevering met de omineuze oproep LEES MIJ op het omslag, en bevat onder andere een essay van Bertram Mourits over het microgenre van de eenzame uitvaart-gedichten binnen de poëzie, en het verslag van eenzame uitvaart nummer 55 van F. Starik, dichter van dienst: Maria Barnas. Uitgegeven door de Bezige Bij.
Iris Pronk publiceerde in dagblad Trouw een serie schrijftips, ingedeeld op genre, gebaseerd op de gesprekken die zij met tal van deskundigen voerde. Een liefdesbrief, een reisverhaal, een bouquetreeksroman, een familiegeschiedenis, een rouwgedicht: en daar komt de specifieke deskundigheid van F. Starik in zicht. Daarom ploft ook dit boek op de afwezige mat. ‘Schrijven doe je zo.’ Tal van nuttige tips worden verstrekt, aangevuld met voorbeelden uit de bestaande literatuur. Uitgegeven door dagblad Trouw i.s.m. uitgeverij Querido. Bij het boek kunnen lezers van Trouw een schrijfcursus volgen, en als ze veel geluk hebben, wordt hun bijdrage beoordeeld door meneer Starik zelf.
E-zine Meander heeft geen deurmat nodig, elektronische lezers vinden een dezer dagen in hun postvak een uitputtend interview met de oprichter van de Vereniging der Vomitisten, wat verder ook maar als een grapje bedoeld was.
Tenslotte wacht de mat op het lijvige overzicht van 25 jaar Nederlandstalige poëzie (1980-2005) in 666 en een stuk wat gedichten, ingeleid en bezorgd door Chrétien Breukers, uitgegeven door BnM, waarin F. Starik met een ruime keuze is vertegenwoordigd.
Op de deurmat zal geschreven staan: Welkom.
.
Als ik zo’n mat had, had ik vast een plof gehoord.
De plof van de bundel Kastanjegedichten, dichters op de bres voor de paardenkastanje, meer dan honderd dichters schreven speciaal voor deze boom een nieuw gedicht. En één van hen was ik. De bundel werd, zo mag men aannemen, gedrukt op houtvrij papier. (www.uitgeverijpassage.nl)
Driemaandelijks tijdschrift in boekvorm Raster, nummer 115, presenteert, onder gastredactie van Janna en Richtje Reinsma, een aflevering met de omineuze oproep LEES MIJ op het omslag, en bevat onder andere een essay van Bertram Mourits over het microgenre van de eenzame uitvaart-gedichten binnen de poëzie, en het verslag van eenzame uitvaart nummer 55 van F. Starik, dichter van dienst: Maria Barnas. Uitgegeven door de Bezige Bij.
Iris Pronk publiceerde in dagblad Trouw een serie schrijftips, ingedeeld op genre, gebaseerd op de gesprekken die zij met tal van deskundigen voerde. Een liefdesbrief, een reisverhaal, een bouquetreeksroman, een familiegeschiedenis, een rouwgedicht: en daar komt de specifieke deskundigheid van F. Starik in zicht. Daarom ploft ook dit boek op de afwezige mat. ‘Schrijven doe je zo.’ Tal van nuttige tips worden verstrekt, aangevuld met voorbeelden uit de bestaande literatuur. Uitgegeven door dagblad Trouw i.s.m. uitgeverij Querido. Bij het boek kunnen lezers van Trouw een schrijfcursus volgen, en als ze veel geluk hebben, wordt hun bijdrage beoordeeld door meneer Starik zelf.
E-zine Meander heeft geen deurmat nodig, elektronische lezers vinden een dezer dagen in hun postvak een uitputtend interview met de oprichter van de Vereniging der Vomitisten, wat verder ook maar als een grapje bedoeld was.
Tenslotte wacht de mat op het lijvige overzicht van 25 jaar Nederlandstalige poëzie (1980-2005) in 666 en een stuk wat gedichten, ingeleid en bezorgd door Chrétien Breukers, uitgegeven door BnM, waarin F. Starik met een ruime keuze is vertegenwoordigd.
Op de deurmat zal geschreven staan: Welkom.
.
zondag 1 oktober 2006
ORDELMAN
Woensdag overleed hij- vandaag drie ruime
advertenties in de krant. Een vader sterft: Willy
Ordelman. ‘Er zijn geen woorden voor
van wie je weet, hij redt het niet.
Je streelt zijn wang, je ziet zijn ogen.
Je bent bevangen door verdriet.’
Een dochter. Daaronder een broer,
een die het zo ziet: ‘denk aan mij terug
in de stralende zon, hoe ik was
toen ik alles nog kon.’
Nog een broer, peetoom en zwager,
rijmt, één advertentie lager: ‘hij was
het leven lang niet moe, maar zijn lichaam
was er wel aan toe.’
Aanstaande maandag, morgenochtend dus,
wordt u allemaal verwacht. Een dienst, de kerk,
een laatste kus. Na afloop de gezellige
koffietafel – Ugchelen, hotel de Cantharel.
Ik zie u daar. Ik zie u wel.
© F. Starik, vrijdag 29 september 2006, voor OOGlive, 21.36 uur.
Kunstenaars reageren op het nieuws, ihkv PICNIC 06.
Starik vond drie onder elkaar geplaatste rouwadvertenties in de Telegraaf van die dag.
Waarvan akte, en bij deze.
Omdat de op het nieuws reagerende kunstenaar wegens bezigheden buitenshuis hebbende eerst zondagavond terug op het nest arriveerde, zijn er op het nippertje twee extra actuele zinsdelen aan het in de Westergasfabriek, te Zuiveringshal West op vrijdagavond ontstane gedicht toegevoegd. Het rijmt op us. Of dit gedicht de bundel gaat halen? Misschien een volgende. De eerstkomende bundel heet Songloed. De daaropvolgende heet alvast, hoe toepasselijk, AS.
Morgen zegt een mevrouw dit op de radio. Zij mag beslissen. Of dat het erin komt, of dat het niks was. Ik geloof dat het programma op maandagnacht wordt uitgezonden. Dan is het eigenlijk al dinsdag. Dit is een flexibel vers. Zij kan op de radio de laatste strofe dan zeggen als:
Gisteren, (vandaag of ) maandag
werd u allemaal verwacht. Een dienst, de kerk
een laatste kus. De gezellige koffietafel.
Ugchelen, hotel de Cantharel, ik miste u,
daar, dus. Ik mis u wel.
Dat zou ze kunnen zeggen.
Luister en huiver: Het Goede Leven, midden in de nacht, op radio 1.
Zorg dat u alleen bent, dan, alleen.
.
Woensdag overleed hij- vandaag drie ruime
advertenties in de krant. Een vader sterft: Willy
Ordelman. ‘Er zijn geen woorden voor
van wie je weet, hij redt het niet.
Je streelt zijn wang, je ziet zijn ogen.
Je bent bevangen door verdriet.’
Een dochter. Daaronder een broer,
een die het zo ziet: ‘denk aan mij terug
in de stralende zon, hoe ik was
toen ik alles nog kon.’
Nog een broer, peetoom en zwager,
rijmt, één advertentie lager: ‘hij was
het leven lang niet moe, maar zijn lichaam
was er wel aan toe.’
Aanstaande maandag, morgenochtend dus,
wordt u allemaal verwacht. Een dienst, de kerk,
een laatste kus. Na afloop de gezellige
koffietafel – Ugchelen, hotel de Cantharel.
Ik zie u daar. Ik zie u wel.
© F. Starik, vrijdag 29 september 2006, voor OOGlive, 21.36 uur.
Kunstenaars reageren op het nieuws, ihkv PICNIC 06.
Starik vond drie onder elkaar geplaatste rouwadvertenties in de Telegraaf van die dag.
Waarvan akte, en bij deze.
Omdat de op het nieuws reagerende kunstenaar wegens bezigheden buitenshuis hebbende eerst zondagavond terug op het nest arriveerde, zijn er op het nippertje twee extra actuele zinsdelen aan het in de Westergasfabriek, te Zuiveringshal West op vrijdagavond ontstane gedicht toegevoegd. Het rijmt op us. Of dit gedicht de bundel gaat halen? Misschien een volgende. De eerstkomende bundel heet Songloed. De daaropvolgende heet alvast, hoe toepasselijk, AS.
Morgen zegt een mevrouw dit op de radio. Zij mag beslissen. Of dat het erin komt, of dat het niks was. Ik geloof dat het programma op maandagnacht wordt uitgezonden. Dan is het eigenlijk al dinsdag. Dit is een flexibel vers. Zij kan op de radio de laatste strofe dan zeggen als:
Gisteren, (vandaag of ) maandag
werd u allemaal verwacht. Een dienst, de kerk
een laatste kus. De gezellige koffietafel.
Ugchelen, hotel de Cantharel, ik miste u,
daar, dus. Ik mis u wel.
Dat zou ze kunnen zeggen.
Luister en huiver: Het Goede Leven, midden in de nacht, op radio 1.
Zorg dat u alleen bent, dan, alleen.
.