donderdag 13 september 2007

 
EEN MOOI HARD STUK PLASTIC

Woensdagmiddag 12 september werd in het Bijbels Museum op de Herengracht in Amsterdam de vijfde Bijbels Museum Kunstprijs uitgereikt, deze keer in de categorie Nieuwe Media, dat wil zeggen alles wat je op een televisietoestel wel kunt laten zien, maar dat liever via een beamer wandvullend in een zaal wil worden vertoond, bij voorkeur min of meer interactief, zeg maar al het onstoffelijke, dat weliswaar veel geld kost om te maken, maar als het eenmaal klaar is, vrijwel gratis en in ongelimiteerde oplage kan worden gedistribueerd.

Tenzij het door een Museum wordt aangekocht. Het Bijbels Museum koopt niks. Dat zet een advertentie. Kunstenaars gezocht. Achtentachtig kunstenaars reageerden daarop. Het thema van de tentoonstelling werd gevonden in het Oude Testament: ‘Ik ben een vreemdeling op aarde.’

Twaalf, misschien zelfs dertien kunstenaars werden genomineerd. Eén van die kunstenaars zou die middag, deze middag, met zevenduizend euro naar huis gaan. Ik was het niet. Mijn zoon van school gecollecteerd hebbend, van de verhoopte opbrengst alvast een paar schitterend witte indoor-shoes voor gymnastiek gekocht hebbende, mijn lief van het station gehaald hebbende, nog vlug een alcoholvrij drankje nemende in café De Pels, je wil niet met een kegel reeds de moeilijkheden tegemoet lopen, traden wij fashionably late het Museum binnen op het moment dat er ergens boven aan een trap een duidelijk waarneembaar applaus weerklonk en ja hoor.

De mevrouw die het inrichten van de tentoonstelling begeleidde zwaaide hard, dat ik naar voren moest komen, en mij al naar voren door de massa aanwezigen dringend, gewerd mij voor een ondeelbaar moment de gewaarwording: goh, dan heb je dus gewonnen. Juryvoorzitter Jacobine Geels hield een omvangrijke envelop paraat. Daar zou dan die zevenduizend euro wel inzitten.

Al mompelend oh hemel wat gênant, wat gênant, want meer woorden had ik niet paraat in de verbijstering van het moment: uit de lovende woorden werd het al snel duidelijk dat ik niets gewonnen had, maar dat de jury mij bedacht had met een hard stuk plastic met een vel papier erop gelijmd waarop geschreven stond: Eervolle Vermelding. F. Starik, Songloed.

Zegge: Nul Cent. Dat stond er natuurlijk niet op, van die nul cent.
Gedurende die vijf seconden stierf ik twee keer. Eén keer dat ik zomaar een prijs gewonnen had waarvan ik mij voorhield dat een ander die zou winnen (bijvoorbeeld Roy Villevoy & Jan Dietvorst, Robbert Ritmeester, Sabine Mooibroek of Erik Olofsen, allemaal gereputeerde kunstenaars, goed werk en voldoende prijzenswaardig) één keer omdat er een gezicht in de plooi diende gehouden, omdat ik eigenlijk niets gewonnen had. Nu ja, die plastic schijf die op de wc bewaard kan worden, een volkomen spetterbestendig ding, gepaard aan een boeket bloemen dat nog wel een weekje mee zal gaan, en straks kunt u allemaal op de publieksprijs stemmen. Waardig afgaan, wordt dat genoemd. Er werden veel foto’s genomen met dat ding voor de buik gehouden, netjes blijven staan.

Half wegvluchten en beseffen dat men nu ook voor de rest van de prijsuitreiking in het middelpunt van het gezien worden moet blijven staan. Sabine Mooibroek. Zij won. En schrok even hard als ik zojuist geschrokken was. Trad even verrast naar voren. Mocht ook niks zeggen, terwijl ik – je kan niet weten- bij wijze van toespraak een gedicht dat al weken op voltooiing wachtte, de middag tevoren eindelijk afmaakte en in de binnenzak van mijn colbert had gestoken, overal op voorbereid. Ik heb nog geaarzeld of het leuk zou zijn om voor deze speciale gelegenheid het woord goeroe door God te vervangen. Oordeelt u zelf.



OHM

Vrijdag ontmoet ik mijn goeroe,
een grote Amerikaan met horrelvoeten
en wit haar, samengebonden in een dunne staart.
Ik moet van hem zingen in één toon

en ademen tot het kriebelt in de hersenpan.
Uitgezongen sommeert hij mij om te gaan liggen
ga liggen en ontspan. Ik constateer mijn lichaam links
een ander dan op rechts, alsof er per ongeluk twee

verschillende mannen aan elkaar zijn geklonken.
De linker sterk en kalm, veel groter dan de nietige
rechterman, hij verheugt zich al de goeroe
te vertellen van de nieuwe mannen

die zingend uit elkaar zijn opgestaan.
Links zwijgt, zegt niets en zucht voornaam.
Wij moeten nu worden wie we nog niet waren
in de plaats van degene die we dachten dat we zijn.



II

De goeroe waarschuwt
dat wie zo gezongen heeft zomaar
van de fiets kan vallen of ’s avonds
plotseling in tranen uit zal barsten.

We liggen in bed, de grote linkerman
en het meisje, de gekrompene rechts,
hij zegt dat hij nog altijd hunkert naar
erkenning. Links zal belangrijker

prijzen winnen. Rechts zal nooit genoeg
geprezen zijn, hakend naar een goed
woordje hier, de goeroe zal wel trots zijn
op de watervlugge leerling met de kant

die zich naar de camera keert, de goede,
als hij op de foto moet. Misschien heeft hij zich
altijd in de helft vergist, als in zijn spiegelbeeld
de rechterkant de linker is.




+


View My Stats Free counter and web stats