woensdag 28 november 2007
CHINEES
Vanavond zijn we maar Chinees gaan halen. Talrijk zijn de uitvluchten om niet te hoeven koken. Naar beneden ging het, door de beroete gang, die, hoe verder je beneden komt, een steeds sinisterder aanblik biedt. Bij mijn kleinste buurman, zag ik door zijn zwarte gangraam, brandt weer licht. Ik bel aan. ‘Goddank. Hij is terug,’ leg ik mijn zoon uit, die de nacht van de brand opnieuw Goddank niet bij mij was was. Als de omstandigheden maar rottig genoeg zijn, ga je die God van u nog voor de raarste dingen bedanken. Kleinste buurman dankt God dat hij nog leeft. ‘Paniek,’ zegt hij, ‘Paniek’. Met zijn vingers draait hij rondjes om zijn hoofd.
Hij vertelt hoe het hem vergaan is. Kleinste buurman woont recht boven de grote dikke van helemaal beneden, die nu op de Intensive Care onaanspreekbaar ligt te wezen. De dikke kwam naar boven, bonzen op de deur. Bel 1-1-2, schreeuwde hij. Ook het meisje van ernaast ontwaakte. En belde 1-1-2, maar ze geloofden haar niet. Kleinste liet de dikke binnen. Hij heeft hem op het balkon gezet, waar weliswaar dikke rookwolken opstegen, maar waar tussendoor gewone lucht te ademen viel.
Ondertussen lekten de vlammen al aan zijn keukenraam, aan de voorkant, en was zijn vloer behoorlijk warm geworden. Kleinste belde 1-1-2. Na drie keer bellen had hij beet. In hem konden ze wel geloven. ‘Net op tijd,’ vat hij zijn bevindingen samen, ‘vijf minuten later waren we allemaal dood geweest.’ Zijn huis is behoorlijk onbewoonbaar geworden. Alles is grijs, het stinkt er geweldig. Vanavond is hij voor het eerst voorzichtig teruggekomen. Hij heeft tot het eind van de middag aan de beademing gelegen. Terwijl hij vertelt, herbeleeft hij zijn voorzegde dood. Even huilt hij. Dan dankt hij God nog maar eens voor de rotzooi. Hij blijft voorlopig bij zijn zwager logeren.
Gisteren kwam het Chinese meisje alle deuren langs om de ervaringen te delen. Uit wat zij vertelde, maakte ik op dat ze de Dikke hoorde schreeuwen, en geprobeerd heeft 1-1-2 te bellen, waar ze dachten dat ze een grapje maakte. Ik heb zelf gezien dat ze van de verkeerde kant de straat in kwamen rijden en er nog eens vijf eindeloze minuten over deden om dezelfde straat vanaf de goede kant te benaderen. Het Chinese meisje, dat schuin boven de vlammen woonde, kon de deuren aan de voorkant, die leiden tot het Frans balkonnetje, wel openzetten. Kleinste buurman kon dat niet; de rook kolkte dan naar binnen. Een voorbijganger op een fiets begreep de ernst van de situatie. Stapte af, en begon ermee bij alle bewoners langdurig aan te bellen. Dat was het moment dat ik in actie kwam, eindelijk.
Ik lag al een tijdje wakker. De poezen waren onrustig, renden over mijn bed heen en weer en keken ongerust naar het bovenlicht, dat aan de lucht in de achtertuin snuffelt. Er hing iets van soldeer in de lucht, iets ijzerigs, alsof er iemand midden in de nacht in de achtertuin iets stond te lassen, of iets met elektriciteit, niet goed. Pas op de tonen van de bel bracht ik het op: hier ging iets grondig mis. Er wordt nooit om half vijf in de morgen bij mij aangebeld.
Uit bed gestapt trof ik mijn hall vol rook. Ik rende naar de buitendeur. Daar gulpte een massieve rook naar binnen, van het soort waarvan men zegt dat je geen hand voor ogen kunt zien. Dat klopt. Vooral beneemt het alle adem. Geschrokken sloot ik mijn deur weer: over de trap naar buiten vluchten was duidelijk geen optie. Ik rende naar voren, de kamer, de straatzijde, waar de openslaande deuren toegang geven tot een Frans balkon, tot niks dus, als je driehoog woont, het is meer een hek waaraan een bak dappere geraniums tot in november te bloeien hangt. Schuin beneden zag ik het huis van de grote dikke in vlammen opgaan. Een paar mensen renden al over straat. Misschien de voorbijfietser, iemand met een reflecterend vest aan. ‘Brand, brand, brand,’gilde ik, tegen niemand in het bijzonder, tegen iedereen in het algemeen. Ik gaf daarmee uiting aan mijn verbijstering. Ik woon al tien jaar in dit huis van sten en beton, onbrandbaar. Ik riep maar wat. Ik ken het nummer niet, dat men in geval van nood verondersteld wordt te bellen, ze veranderen dat nummer iedere week in iets anders. Aan de overzijde van de straat verschenen nu bleke gezichten achter de ramen. Er werd iets gezien. Er zou iets niet helemaal onopgemerkt gebleven blijven.
In de verte zag ik een zwaailicht opgloeien, dat weer vertrok. Ah ja, de kinderspeelplaats. Daar staan palen voor. Om kinderen te redden. De gehele buurt is onbereikbaar gemaakt voor cruisende auto’s en zelfs op de fiets is het een hele tour geworden, stoep op, stoep af, om je huis te bereiken: de politiek heeft een grenzeloos vertrouwen in onze bereidheid om te rijden, de dingen ingewikkeld te maken waar ze zo eenvoudig schijnen. Dus ook de brandweer kan er niet bij, besef je, dankbaar naar het blokkerende kunstwerk kijkend dat het verlossende water nog een tijdje van ons weghoudt.
Vanmiddag de politie nog maar eens gebeld, en het ziekenhuis, waar de grote dikke opgenomen is. Dat mocht. Nog eens bellen, bedoel ik. Gisteren kon niemand mij vertellen of buurman helemaal beneden nog leeft of niet. Ik heb hem weg zien gaan, tussen twee ambulancebroeders, hij kon nog lopen, toen, hij was vrijwel naakt. Al die tijd stond ik in pyjama bij de openslaande deuren aan de voorzijde van mijn huis. Ik keek. Hapte naar adem. De katten hadden zich onder het bed verstopt. Er kwam een kraanwagen van de brandweer. Een brandweerman in een bak reikte tot mijn Frans balkonnetje. Hij bood aan om mij van daaruit naar beneden te takelen. Ik weigerde beleefd. ‘Ik verlaat mijn huis niet zonder mijn katten.’ Ik mocht van hem in mijn deuropening blijven staan. Trok een kamerjas en pantoffels aan. Opende de deur voor twee brandweermannen met zuurstoftanks en maskers om, opnieuw kolkte de rook mijn woning binnen. Hoestend heroverde ik mijn post aan het raam, telefoon in de hand, niet wetend wat er nu precies te bellen viel.
Je belt de politie. Maar die mogen niks zeggen. Je mag morgen weer bellen. Agent Kruisheer of agent Piekhaar, die waren erbij. Die zullen er wel meer van weten. De volgende middag bel je, meneer Piekhaar is op straat, meneer Kruisheer in vergadering. Over een half uur zul je meer geluk hebben, weet men zeker. En inderdaad, een half uur later is er een collega die zich Martin noemt en echt heel zeker weet dat meneer Onderstebuurman in het VU-ziekenhuis is opgenomen, en dat hij nog niet dood is, en dat een buurvrouw zich over zijn kat heeft ontfermd, zijn kat, de koning van het dak, met zijn gore boerenzakdoek al jaren om dezelfde nek geknoopt.
Het VU-ziekenhuis gebeld. Intensive Care. Of je familie bent. Of officieel contactpersoon. Nee, ik ben een buurman. Zomaar iemand die misschien bezorgd is om het lot van de onfortuinlijke grote dikke benedenstebuurman. Dan mogen wij u niets vertellen. Ja, hij leeft nog. Dat wel. Misschien kan ik ze wat vertellen, vragen ze dan. Of hij Nederlands spreekt. Dat doet hij. Hij heeft dus nog niets gezegd. En wij mogen niks zeggen. Er was nog niemand gevonden, geen familie, geen contactpersoon. Mijn geliefde heeft benedenstebuurman gegoogeld, niemand googelt beter dan zij, en ze heeft maar twee hits op internet gevonden: één keer heeft hij een petitie ondertekend tegen de eenwording van Europa, en hij heeft sinds juli 2006 een account op Hyves: hij heeft daar drie vrienden. Eén van die vrienden heet Jan en heeft zelf zes vrienden. Ik stuur Jan een mail of hij mijn buurman misschien kent en of en dat.
Ik heb wel eens gezien dat er iemand met een motorfiets bij de dikke op bezoek kwam.
Misschien is dat Jan. Maar Jan antwoordt niet. Mijn lief is één keer in de nu uitgebrande woning geweest, toen mijn kleine poes Zusje van het balkon viel, dom, en ik met griep te bedde lag. Ze heeft Zusje bij hem opgehaald. Ze had zich achter zijn koelkast verstopt. Ze heeft nog weken gestonken naar zijn gore huis. De grote dikke buurman schaamde zich verschrikkelijk voor de bende in zijn woning, hij vertelde haar van al zijn klachten, hoeveel medicijnen hij slikte, dat hij praktisch invalide was, bijna niet kan lopen. Vandaar dat hij nooit zijn huis schoonmaakt.
De kleinste buurman, die ik spreek als we Chinees gaan halen, vertelt dat er ‘niet lang geleden’ al een brandje is geweest, bij de grote dikke. Toen is kleine buurman naar beneden gelopen en heeft samen met de dikke het brandje geblust. Daar heeft hij nu spijt van. Hij had beter de brandweer kunnen bellen. Dan was het tenminste opgeschreven. Hij hoopt niet dat de grote dikke terugkomt. Dat lijkt hem gevaarlijk. Van dat eerste brandje heeft hij tenslotte niks geleerd. Ik zal de woningbouwvereniging daarover bellen, of het misschien mogelijk is die man ergens anders onder te brengen. Wij hebben geen zin meer in hem. Wij willen Chinees.
+
Vanavond zijn we maar Chinees gaan halen. Talrijk zijn de uitvluchten om niet te hoeven koken. Naar beneden ging het, door de beroete gang, die, hoe verder je beneden komt, een steeds sinisterder aanblik biedt. Bij mijn kleinste buurman, zag ik door zijn zwarte gangraam, brandt weer licht. Ik bel aan. ‘Goddank. Hij is terug,’ leg ik mijn zoon uit, die de nacht van de brand opnieuw Goddank niet bij mij was was. Als de omstandigheden maar rottig genoeg zijn, ga je die God van u nog voor de raarste dingen bedanken. Kleinste buurman dankt God dat hij nog leeft. ‘Paniek,’ zegt hij, ‘Paniek’. Met zijn vingers draait hij rondjes om zijn hoofd.
Hij vertelt hoe het hem vergaan is. Kleinste buurman woont recht boven de grote dikke van helemaal beneden, die nu op de Intensive Care onaanspreekbaar ligt te wezen. De dikke kwam naar boven, bonzen op de deur. Bel 1-1-2, schreeuwde hij. Ook het meisje van ernaast ontwaakte. En belde 1-1-2, maar ze geloofden haar niet. Kleinste liet de dikke binnen. Hij heeft hem op het balkon gezet, waar weliswaar dikke rookwolken opstegen, maar waar tussendoor gewone lucht te ademen viel.
Ondertussen lekten de vlammen al aan zijn keukenraam, aan de voorkant, en was zijn vloer behoorlijk warm geworden. Kleinste belde 1-1-2. Na drie keer bellen had hij beet. In hem konden ze wel geloven. ‘Net op tijd,’ vat hij zijn bevindingen samen, ‘vijf minuten later waren we allemaal dood geweest.’ Zijn huis is behoorlijk onbewoonbaar geworden. Alles is grijs, het stinkt er geweldig. Vanavond is hij voor het eerst voorzichtig teruggekomen. Hij heeft tot het eind van de middag aan de beademing gelegen. Terwijl hij vertelt, herbeleeft hij zijn voorzegde dood. Even huilt hij. Dan dankt hij God nog maar eens voor de rotzooi. Hij blijft voorlopig bij zijn zwager logeren.
Gisteren kwam het Chinese meisje alle deuren langs om de ervaringen te delen. Uit wat zij vertelde, maakte ik op dat ze de Dikke hoorde schreeuwen, en geprobeerd heeft 1-1-2 te bellen, waar ze dachten dat ze een grapje maakte. Ik heb zelf gezien dat ze van de verkeerde kant de straat in kwamen rijden en er nog eens vijf eindeloze minuten over deden om dezelfde straat vanaf de goede kant te benaderen. Het Chinese meisje, dat schuin boven de vlammen woonde, kon de deuren aan de voorkant, die leiden tot het Frans balkonnetje, wel openzetten. Kleinste buurman kon dat niet; de rook kolkte dan naar binnen. Een voorbijganger op een fiets begreep de ernst van de situatie. Stapte af, en begon ermee bij alle bewoners langdurig aan te bellen. Dat was het moment dat ik in actie kwam, eindelijk.
Ik lag al een tijdje wakker. De poezen waren onrustig, renden over mijn bed heen en weer en keken ongerust naar het bovenlicht, dat aan de lucht in de achtertuin snuffelt. Er hing iets van soldeer in de lucht, iets ijzerigs, alsof er iemand midden in de nacht in de achtertuin iets stond te lassen, of iets met elektriciteit, niet goed. Pas op de tonen van de bel bracht ik het op: hier ging iets grondig mis. Er wordt nooit om half vijf in de morgen bij mij aangebeld.
Uit bed gestapt trof ik mijn hall vol rook. Ik rende naar de buitendeur. Daar gulpte een massieve rook naar binnen, van het soort waarvan men zegt dat je geen hand voor ogen kunt zien. Dat klopt. Vooral beneemt het alle adem. Geschrokken sloot ik mijn deur weer: over de trap naar buiten vluchten was duidelijk geen optie. Ik rende naar voren, de kamer, de straatzijde, waar de openslaande deuren toegang geven tot een Frans balkon, tot niks dus, als je driehoog woont, het is meer een hek waaraan een bak dappere geraniums tot in november te bloeien hangt. Schuin beneden zag ik het huis van de grote dikke in vlammen opgaan. Een paar mensen renden al over straat. Misschien de voorbijfietser, iemand met een reflecterend vest aan. ‘Brand, brand, brand,’gilde ik, tegen niemand in het bijzonder, tegen iedereen in het algemeen. Ik gaf daarmee uiting aan mijn verbijstering. Ik woon al tien jaar in dit huis van sten en beton, onbrandbaar. Ik riep maar wat. Ik ken het nummer niet, dat men in geval van nood verondersteld wordt te bellen, ze veranderen dat nummer iedere week in iets anders. Aan de overzijde van de straat verschenen nu bleke gezichten achter de ramen. Er werd iets gezien. Er zou iets niet helemaal onopgemerkt gebleven blijven.
In de verte zag ik een zwaailicht opgloeien, dat weer vertrok. Ah ja, de kinderspeelplaats. Daar staan palen voor. Om kinderen te redden. De gehele buurt is onbereikbaar gemaakt voor cruisende auto’s en zelfs op de fiets is het een hele tour geworden, stoep op, stoep af, om je huis te bereiken: de politiek heeft een grenzeloos vertrouwen in onze bereidheid om te rijden, de dingen ingewikkeld te maken waar ze zo eenvoudig schijnen. Dus ook de brandweer kan er niet bij, besef je, dankbaar naar het blokkerende kunstwerk kijkend dat het verlossende water nog een tijdje van ons weghoudt.
Vanmiddag de politie nog maar eens gebeld, en het ziekenhuis, waar de grote dikke opgenomen is. Dat mocht. Nog eens bellen, bedoel ik. Gisteren kon niemand mij vertellen of buurman helemaal beneden nog leeft of niet. Ik heb hem weg zien gaan, tussen twee ambulancebroeders, hij kon nog lopen, toen, hij was vrijwel naakt. Al die tijd stond ik in pyjama bij de openslaande deuren aan de voorzijde van mijn huis. Ik keek. Hapte naar adem. De katten hadden zich onder het bed verstopt. Er kwam een kraanwagen van de brandweer. Een brandweerman in een bak reikte tot mijn Frans balkonnetje. Hij bood aan om mij van daaruit naar beneden te takelen. Ik weigerde beleefd. ‘Ik verlaat mijn huis niet zonder mijn katten.’ Ik mocht van hem in mijn deuropening blijven staan. Trok een kamerjas en pantoffels aan. Opende de deur voor twee brandweermannen met zuurstoftanks en maskers om, opnieuw kolkte de rook mijn woning binnen. Hoestend heroverde ik mijn post aan het raam, telefoon in de hand, niet wetend wat er nu precies te bellen viel.
Je belt de politie. Maar die mogen niks zeggen. Je mag morgen weer bellen. Agent Kruisheer of agent Piekhaar, die waren erbij. Die zullen er wel meer van weten. De volgende middag bel je, meneer Piekhaar is op straat, meneer Kruisheer in vergadering. Over een half uur zul je meer geluk hebben, weet men zeker. En inderdaad, een half uur later is er een collega die zich Martin noemt en echt heel zeker weet dat meneer Onderstebuurman in het VU-ziekenhuis is opgenomen, en dat hij nog niet dood is, en dat een buurvrouw zich over zijn kat heeft ontfermd, zijn kat, de koning van het dak, met zijn gore boerenzakdoek al jaren om dezelfde nek geknoopt.
Het VU-ziekenhuis gebeld. Intensive Care. Of je familie bent. Of officieel contactpersoon. Nee, ik ben een buurman. Zomaar iemand die misschien bezorgd is om het lot van de onfortuinlijke grote dikke benedenstebuurman. Dan mogen wij u niets vertellen. Ja, hij leeft nog. Dat wel. Misschien kan ik ze wat vertellen, vragen ze dan. Of hij Nederlands spreekt. Dat doet hij. Hij heeft dus nog niets gezegd. En wij mogen niks zeggen. Er was nog niemand gevonden, geen familie, geen contactpersoon. Mijn geliefde heeft benedenstebuurman gegoogeld, niemand googelt beter dan zij, en ze heeft maar twee hits op internet gevonden: één keer heeft hij een petitie ondertekend tegen de eenwording van Europa, en hij heeft sinds juli 2006 een account op Hyves: hij heeft daar drie vrienden. Eén van die vrienden heet Jan en heeft zelf zes vrienden. Ik stuur Jan een mail of hij mijn buurman misschien kent en of en dat.
Ik heb wel eens gezien dat er iemand met een motorfiets bij de dikke op bezoek kwam.
Misschien is dat Jan. Maar Jan antwoordt niet. Mijn lief is één keer in de nu uitgebrande woning geweest, toen mijn kleine poes Zusje van het balkon viel, dom, en ik met griep te bedde lag. Ze heeft Zusje bij hem opgehaald. Ze had zich achter zijn koelkast verstopt. Ze heeft nog weken gestonken naar zijn gore huis. De grote dikke buurman schaamde zich verschrikkelijk voor de bende in zijn woning, hij vertelde haar van al zijn klachten, hoeveel medicijnen hij slikte, dat hij praktisch invalide was, bijna niet kan lopen. Vandaar dat hij nooit zijn huis schoonmaakt.
De kleinste buurman, die ik spreek als we Chinees gaan halen, vertelt dat er ‘niet lang geleden’ al een brandje is geweest, bij de grote dikke. Toen is kleine buurman naar beneden gelopen en heeft samen met de dikke het brandje geblust. Daar heeft hij nu spijt van. Hij had beter de brandweer kunnen bellen. Dan was het tenminste opgeschreven. Hij hoopt niet dat de grote dikke terugkomt. Dat lijkt hem gevaarlijk. Van dat eerste brandje heeft hij tenslotte niks geleerd. Ik zal de woningbouwvereniging daarover bellen, of het misschien mogelijk is die man ergens anders onder te brengen. Wij hebben geen zin meer in hem. Wij willen Chinees.
+
dinsdag 27 november 2007
Aan: de Brandweer van Amsterdam.
datum brief: 27 november 2007
subject: sommige van de gevolgen van de brand in de Van Beuningenstraat
Zeer geachte brandweer,
in de nacht van zondag 25 op maandag 26 november jongstleden brandde de woning van een van mijn benedenburen volledig uit. Als gevolg van de overvloedige rookontwikkeling moesten ook de overige bewoners op last van de brandweer hun huizen verlaten.
De twee katten, die mij in rustiger dagen tot gezelschap dienen, kon ik uiteraard niet achterlaten. Ik was zelf ook al behoorlijk benauwd geworden. Eenmaal veilig buiten aangekomen (overigens met alle complimenten voor het doortastend en toch geduldig optreden van de brandweermannen!) werd ik naar een ambulance meegetroond: de katten moest ik zolang maar in de brandweerauto zetten. Dat heb ik gedaan.
In de ambulance werd ik onmiddellijk op een masker aan een slangetje aangesloten. Ik moest mee naar het ziekenhuis. Dat kan niet, zei ik, ik heb mijn katten in een brandweerauto gezet, die willen echt niet in een kazerne wonen, maar het moest, en met de katten zou het allemaal in orde komen en dat is het ook wel gekomen: een politieagent noteerde mijn naam en adres, dan kwamen de katten vanzelf bij mij terug, dat wist hij zeker, en hij heeft gelijk gekregen.
Vrijgelaten uit het ziekenhuis, teruggekeerd in mijn geurige woning, traceerde ik mijn huisdieren in ‘de spoedopvang’, ze lagen in een zuurstoftentje en maakten het naar omstandigheden wel. Ik denk dat ze ongeveer even zenuwachtig waren als ik. Ik mocht ze komen halen, als ik wilde. Ik kon natuurlijk niet weg, die ochtend. ‘Zet ze in een taxi,’ stelde ik voor, ‘betaal ik de taxi’. Maar dat kon niet. Een taxichauffeur mag geen onbeheerde dieren vervoeren. Vonden ze. Een ambulance, daar kon het wel mee. 45 euro. Het komt iets duurder, maar dan heb je ook wat. Dat bedrag kwam dan bovenop de 221 euro en 27 cent, die men rekende voor de spoedopvang. ‘Wat zegt u?’ ‘Ja, dan komt het totaal op 266,27’
Je wil je katten terug. Dus je zegt dat je heus wel zal betalen. Dus je betaalt. Niet van harte. Je beschouwt het als regelrechte diefstal, een ongehoord staaltje van gedwongen winkelnering. Je moet je huis uit, je katten inleveren en je kan ze de volgende dag alleen maar terugkrijgen tegen betaling van 266 euro. ‘Hebben jullie dan misschien een pinautomaat?’ ‘Bij ons betaalt u gewoon contant.’
Ik ben uiteraard tegen ziektekosten verzekerd. Mijn katten zijn dat natuurlijk niet. Ik heb gewoon geen zin om voor mijn tegenspoed te betalen. Ik vind eerder dat ik in aanmerking voor een vergoeding kom. De ellende. Het ongemak. De stank. De stomerij. Een nieuwe wasmachine. Stofzuigerzakken, heb ik ook nodig. Die gedachte zal wel afkomstig zijn uit de slachtoffercultuur, waarover wel gesproken wordt en waar wij van af moeten, is dan de gedachte. Dit is dan ook mijn argument nog niet, nog niet de reden dat ik u schrijf.
Ik moet tengevolge van een brand mijn huis uit en de katten moeten mee. Ik kon ze onmogelijk achterlaten, dat zou mij voor de keus stellen ‘deuren dicht of deuren open’, of de katten voor de keus tussen een langzame verstikkingsdood en een sprong naar beneden, van drie hoog. Ik ben een onschuldig slachtoffer, die heel zielig is, maar, en daar komt het: één die van tevoren niet is geïnformeerd over de kosten van de aan zijn katten verleende zorg, een zorg die hem is opgedrongen: ik heb op geen enkele wijze de keus voorgelegd gekregen tussen een buitensporig kostbaar verblijf in een spoedopvang of dat ik in dit geval misschien liever mijn katten zolang even bij een vriendin wilde onderbrengen?
Mij werd slechts verzekerd dat alles in orde zou komen. Overal werd voor gezorgd.
Prima, maar dan kun je niet achteraf ineens roepen: alstublieft. Dat is dan 266,27 precies. Als ik jou aanbied je boodschappen voor je naar huis te dragen zeg ik toch ook niet: graag gedaan, dat is dan honderd euro voor de vetverbranding, twaalf euro per gelopen meter en 24 euro precies voor het feit dat er onderweg niets kapot gegaan is. U begrijpt mijn diepe weerzin voor zulke kosten te moeten opdraaien.
Ik heb hier en daar wat geïnformeerd, een vriendelijke brandweerman raadde me telefonisch aan een brief aan u te schrijven, om die kosten op u te kunnen verhalen, ‘want wij zijn daarvoor verzekerd.’ Dus u kost het niks. Reden dat ik mij met mijn schaamteloos verzoek tot u durf te wenden: weest u er van verzekerd dat deze brief op geen enkele wijze kritiek op uw uitstekende arbeid in de nacht van de brand wil leveren. Ik wil alleen mijn geld terug.
Met grote dankbaarheid aan uw blusarbeid denkend,
hoogachtend: F. Starik
Bijlagen: (kopie) rekening Spoedopvang voor dieren.
+
datum brief: 27 november 2007
subject: sommige van de gevolgen van de brand in de Van Beuningenstraat
Zeer geachte brandweer,
in de nacht van zondag 25 op maandag 26 november jongstleden brandde de woning van een van mijn benedenburen volledig uit. Als gevolg van de overvloedige rookontwikkeling moesten ook de overige bewoners op last van de brandweer hun huizen verlaten.
De twee katten, die mij in rustiger dagen tot gezelschap dienen, kon ik uiteraard niet achterlaten. Ik was zelf ook al behoorlijk benauwd geworden. Eenmaal veilig buiten aangekomen (overigens met alle complimenten voor het doortastend en toch geduldig optreden van de brandweermannen!) werd ik naar een ambulance meegetroond: de katten moest ik zolang maar in de brandweerauto zetten. Dat heb ik gedaan.
In de ambulance werd ik onmiddellijk op een masker aan een slangetje aangesloten. Ik moest mee naar het ziekenhuis. Dat kan niet, zei ik, ik heb mijn katten in een brandweerauto gezet, die willen echt niet in een kazerne wonen, maar het moest, en met de katten zou het allemaal in orde komen en dat is het ook wel gekomen: een politieagent noteerde mijn naam en adres, dan kwamen de katten vanzelf bij mij terug, dat wist hij zeker, en hij heeft gelijk gekregen.
Vrijgelaten uit het ziekenhuis, teruggekeerd in mijn geurige woning, traceerde ik mijn huisdieren in ‘de spoedopvang’, ze lagen in een zuurstoftentje en maakten het naar omstandigheden wel. Ik denk dat ze ongeveer even zenuwachtig waren als ik. Ik mocht ze komen halen, als ik wilde. Ik kon natuurlijk niet weg, die ochtend. ‘Zet ze in een taxi,’ stelde ik voor, ‘betaal ik de taxi’. Maar dat kon niet. Een taxichauffeur mag geen onbeheerde dieren vervoeren. Vonden ze. Een ambulance, daar kon het wel mee. 45 euro. Het komt iets duurder, maar dan heb je ook wat. Dat bedrag kwam dan bovenop de 221 euro en 27 cent, die men rekende voor de spoedopvang. ‘Wat zegt u?’ ‘Ja, dan komt het totaal op 266,27’
Je wil je katten terug. Dus je zegt dat je heus wel zal betalen. Dus je betaalt. Niet van harte. Je beschouwt het als regelrechte diefstal, een ongehoord staaltje van gedwongen winkelnering. Je moet je huis uit, je katten inleveren en je kan ze de volgende dag alleen maar terugkrijgen tegen betaling van 266 euro. ‘Hebben jullie dan misschien een pinautomaat?’ ‘Bij ons betaalt u gewoon contant.’
Ik ben uiteraard tegen ziektekosten verzekerd. Mijn katten zijn dat natuurlijk niet. Ik heb gewoon geen zin om voor mijn tegenspoed te betalen. Ik vind eerder dat ik in aanmerking voor een vergoeding kom. De ellende. Het ongemak. De stank. De stomerij. Een nieuwe wasmachine. Stofzuigerzakken, heb ik ook nodig. Die gedachte zal wel afkomstig zijn uit de slachtoffercultuur, waarover wel gesproken wordt en waar wij van af moeten, is dan de gedachte. Dit is dan ook mijn argument nog niet, nog niet de reden dat ik u schrijf.
Ik moet tengevolge van een brand mijn huis uit en de katten moeten mee. Ik kon ze onmogelijk achterlaten, dat zou mij voor de keus stellen ‘deuren dicht of deuren open’, of de katten voor de keus tussen een langzame verstikkingsdood en een sprong naar beneden, van drie hoog. Ik ben een onschuldig slachtoffer, die heel zielig is, maar, en daar komt het: één die van tevoren niet is geïnformeerd over de kosten van de aan zijn katten verleende zorg, een zorg die hem is opgedrongen: ik heb op geen enkele wijze de keus voorgelegd gekregen tussen een buitensporig kostbaar verblijf in een spoedopvang of dat ik in dit geval misschien liever mijn katten zolang even bij een vriendin wilde onderbrengen?
Mij werd slechts verzekerd dat alles in orde zou komen. Overal werd voor gezorgd.
Prima, maar dan kun je niet achteraf ineens roepen: alstublieft. Dat is dan 266,27 precies. Als ik jou aanbied je boodschappen voor je naar huis te dragen zeg ik toch ook niet: graag gedaan, dat is dan honderd euro voor de vetverbranding, twaalf euro per gelopen meter en 24 euro precies voor het feit dat er onderweg niets kapot gegaan is. U begrijpt mijn diepe weerzin voor zulke kosten te moeten opdraaien.
Ik heb hier en daar wat geïnformeerd, een vriendelijke brandweerman raadde me telefonisch aan een brief aan u te schrijven, om die kosten op u te kunnen verhalen, ‘want wij zijn daarvoor verzekerd.’ Dus u kost het niks. Reden dat ik mij met mijn schaamteloos verzoek tot u durf te wenden: weest u er van verzekerd dat deze brief op geen enkele wijze kritiek op uw uitstekende arbeid in de nacht van de brand wil leveren. Ik wil alleen mijn geld terug.
Met grote dankbaarheid aan uw blusarbeid denkend,
hoogachtend: F. Starik
Bijlagen: (kopie) rekening Spoedopvang voor dieren.
+
maandag 19 november 2007
Ik kan televisiekijken (3)
F. Starik bestelde bij de Volkskrant het majestueuze epos Die Heimat Trilogie, drie dozen vol dvd’s, goed voor 51 uur kijkplezier. Afgelopen weekeind bekeek hij deel één, dat uit elf afleveringen van meer dan een uur bestaat. Zo komt de tijd wel om.
HEIMAT
Omdat mijn boek zomaar verdween, mocht
ik een weekeind televisiekijken, vijftien uur
lang. Ik begon in 1919. Pas in 1955
wordt het interessant. Hermann.
Ik heb de elf afleveringen, Duitsland
1984, toen al gezien, herinnerde me Paul,
die naar Amerika verdween, ik weet nog
dat hij terug zou keren, na de oorlog, van
Anton van de optiekfabriek, van Maria
en meneer Wohlleben, en ik weet al dat oma
zal sterven als Paul terugkeert – het kan zijn
dat ik me niets herinner maar beter
heb leren voorspellen hoe een script
in elkaar wordt gezet. Wie overblijft, alleen.
Hermann wordt hopeloos verliefd
op de veel oudere Victoria, op taal, op melodie.
1955. Hij ontvlucht zijn geboortedorp en een half
uur later zien we hem terug als de succesvolle
componist van moeilijke muziek die de mensen
niet kunnen begrijpen en dat is nog maar deel één.
+
F. Starik bestelde bij de Volkskrant het majestueuze epos Die Heimat Trilogie, drie dozen vol dvd’s, goed voor 51 uur kijkplezier. Afgelopen weekeind bekeek hij deel één, dat uit elf afleveringen van meer dan een uur bestaat. Zo komt de tijd wel om.
HEIMAT
Omdat mijn boek zomaar verdween, mocht
ik een weekeind televisiekijken, vijftien uur
lang. Ik begon in 1919. Pas in 1955
wordt het interessant. Hermann.
Ik heb de elf afleveringen, Duitsland
1984, toen al gezien, herinnerde me Paul,
die naar Amerika verdween, ik weet nog
dat hij terug zou keren, na de oorlog, van
Anton van de optiekfabriek, van Maria
en meneer Wohlleben, en ik weet al dat oma
zal sterven als Paul terugkeert – het kan zijn
dat ik me niets herinner maar beter
heb leren voorspellen hoe een script
in elkaar wordt gezet. Wie overblijft, alleen.
Hermann wordt hopeloos verliefd
op de veel oudere Victoria, op taal, op melodie.
1955. Hij ontvlucht zijn geboortedorp en een half
uur later zien we hem terug als de succesvolle
componist van moeilijke muziek die de mensen
niet kunnen begrijpen en dat is nog maar deel één.
+
Labels: ik kan televisiekijken
Schone Zaken
In Rotterdam vond jongstleden woensdag de eerste Eenzame Uitvaart plaats. In de loop van deze maandag worden gedicht en verslag op www.eenzameuitvaart.nl gepubliceerd. Dichter van dienst: Rien Vroegindeweij, die vrijdag de Anna Blaman Prijs ten stadhuize met veel ernstig bedoelde toespraken omgeven door burgemeester Opstelten kreeg uitgereikt, hetwelk een surreëel tafereel opleverde, nadat we de avond tevoren in de Stadsschouwburg Utrecht wel en ook het toneelstuk Wuivend graan van Wim T. Schippers bezochten. Vroegindeweij verraste met een droogkomische voordracht, waardoor er op de valreep méér dan alleen besmuikt te lachen viel.
+
F. Starik bezocht zondagmiddag 18 november het Bijbels Museum, de laatste dag van de tentoonstelling Ik ben een vreemdeling op aarde. Het was Open Dag, en dat betekent dat het museum van 11 tot 17 uur gratis toegankelijk was voor alle mensen, ook voor hen, die alle geloof verloren hebben. Het was uw laatste kans om het met eervolle vermeldingen omgeven –Songloed- (dvd, 2.30 minuut) aldaar te bekijken. Mijn moeder, een broer, zijn geliefde, een enkele vriend maakten van die gelegenheid gebruik. Mijn tante, die predikante is, beloofde al haar Bijbels op te eten als ik die publieksprijs dan tenminste niet gewonnen zou hebben.
Om 16 uur vond in de Jacob de Witzaal de uitreiking plaats van de Publieksprijs. Een flink deel van de bezoekers had in de afgelopen weken gestemd op zijn of haar meest favoriete werk in de expositie. Op de slotdag van de tentoonstelling ‘Ik ben een vreemdeling op aarde’ is door Jacobine Geel de Publieksprijs uitgereikt. Een bedrag van €1.500,- was gereserveerd voor de kunstenaar die de meeste stemmen van bezoekers kreeg. Gedurende de tentoonstelling kom men een stem uitbrengen op één van de dertien genomineerde kunstenaars. De Publieksprijs werd gewonnen door Erik Olofsen.
Zijn werk ‘Drives’ (2007), een videoinstallatie bestaande uit drie projecties, toont gefilmde portretten van rijdende automobilisten. Eenzame figuren zijn te zien, opgesloten in hun alles weerkaatsende blikken cocons. Het isolement wordt benadrukt door de portretten in extreme vertraging te projecteren op los van elkaar opgestelde schermen. Tegelijkertijd ontstaat er door de opstelling een soort verkeer waarin de auto’s elkaar in verschillende richtingen passeren. Het vervreemdende effect ontstaat door mensen die toch al stil zitten, vertraagd weer te geven. Ook de beweging van de auto’s ten opzichte van de achtergrond heeft op de kijker een desoriënterende uitwerking. De dubbele betekenis van ‘Drives’ duidt op de grote rol van de menselijke psyche in de installatie. Wat drijft de chauffeurs precies? Allen bevinden zich in dezelfde uitzichtloze positie. Gevangen in de metafoor voor de zogenaamde vrijheid: de auto.
Juryvoorzitter Jacobine Geel maakte de winnaar van de Publieksprijs bekend maar kon de oorkonde niet uitreiken, bij ontstentenis van de kunstenaar zelve. Wel lukte het uit de ingezonden formulieren een gelukkig formulier trekken dat een bioscoopbon ter waarde van ? 75,- kreeg uitgereikt. Die werd gewonnen door een nichtje van de kunstenaar.
Dat wordt smikkelen.
+
Schone Zaken is een kunstrubriek, iedere werkdag in VPRO de Avonden op Radio 6. Programmamaker Bente Hamel ondervraagt uiteenlopende gasten over een geliefd werk. Van welk boek / kunstwerk / film of song loopt uw hart over?
Hoe leerde u het kennen? Waarom vindt u het goed/indrukwekkend/belangrijk/mooi/...? Inspireert het u, en op welke manier? De korte gesprekken (8 minuten) zijn niet live, ze worden van tevoren opgenomen bijvoorbeeld bij u thuis of op uw werkplek.
F. Starik koos voor het lied Twee fietsen van kunstenaar Dan Geesin. Hij vertelt hoe hij het lied leerde kennen. Hij probeert uit te leggen waarom hij dat nummer zo goed vindt. Maar de kern, het geluk van het kunstenaarschap, raakt hij niet. Dat is maandag 3 december te horen in VPRO de Avonden tussen 20.45 en 21 uur op Radio 6. Luisteren kan via de kabel (frequenties op www.vpro.nl/avonden), DAB of podcast. Met een snelle internetverbinding is het makkelijk om op de website te luisteren: zowel live als achteraf.
+
In september verscheen TORPEDO nummer 2, met daarin opgenomen Mijn kleinste buurman, een stuk waaraan ik met zoveel plezier schreef, dat ik na publicatie in hetzelfde document verder & verder werkte tot het artikel de omvang van een kleine roman bereikte. Op zaterdagavond 10 november 2007 heb ik iets onhandigs gedaan, waardoor alle werk dat ik sinds augustus in dat artikel heb gestoken, voor mijn eigen ogen verdween, als sneeuw voor de zon: drie maanden werk down the drain. Vraag me niet hoe. Vertel me niet dat het niet echt weg kan zijn. Het is weg. Ik heb me erbij neergelegd. Woorden, woorden, woorden.
‘De onontkoombare tijd die alleen u toebehoorde’ is de laatste regel van het gedicht dat Rien Vroegindeweij schreef voor zijn eerste eenzame dode.
+
In Rotterdam vond jongstleden woensdag de eerste Eenzame Uitvaart plaats. In de loop van deze maandag worden gedicht en verslag op www.eenzameuitvaart.nl gepubliceerd. Dichter van dienst: Rien Vroegindeweij, die vrijdag de Anna Blaman Prijs ten stadhuize met veel ernstig bedoelde toespraken omgeven door burgemeester Opstelten kreeg uitgereikt, hetwelk een surreëel tafereel opleverde, nadat we de avond tevoren in de Stadsschouwburg Utrecht wel en ook het toneelstuk Wuivend graan van Wim T. Schippers bezochten. Vroegindeweij verraste met een droogkomische voordracht, waardoor er op de valreep méér dan alleen besmuikt te lachen viel.
+
F. Starik bezocht zondagmiddag 18 november het Bijbels Museum, de laatste dag van de tentoonstelling Ik ben een vreemdeling op aarde. Het was Open Dag, en dat betekent dat het museum van 11 tot 17 uur gratis toegankelijk was voor alle mensen, ook voor hen, die alle geloof verloren hebben. Het was uw laatste kans om het met eervolle vermeldingen omgeven –Songloed- (dvd, 2.30 minuut) aldaar te bekijken. Mijn moeder, een broer, zijn geliefde, een enkele vriend maakten van die gelegenheid gebruik. Mijn tante, die predikante is, beloofde al haar Bijbels op te eten als ik die publieksprijs dan tenminste niet gewonnen zou hebben.
Om 16 uur vond in de Jacob de Witzaal de uitreiking plaats van de Publieksprijs. Een flink deel van de bezoekers had in de afgelopen weken gestemd op zijn of haar meest favoriete werk in de expositie. Op de slotdag van de tentoonstelling ‘Ik ben een vreemdeling op aarde’ is door Jacobine Geel de Publieksprijs uitgereikt. Een bedrag van €1.500,- was gereserveerd voor de kunstenaar die de meeste stemmen van bezoekers kreeg. Gedurende de tentoonstelling kom men een stem uitbrengen op één van de dertien genomineerde kunstenaars. De Publieksprijs werd gewonnen door Erik Olofsen.
Zijn werk ‘Drives’ (2007), een videoinstallatie bestaande uit drie projecties, toont gefilmde portretten van rijdende automobilisten. Eenzame figuren zijn te zien, opgesloten in hun alles weerkaatsende blikken cocons. Het isolement wordt benadrukt door de portretten in extreme vertraging te projecteren op los van elkaar opgestelde schermen. Tegelijkertijd ontstaat er door de opstelling een soort verkeer waarin de auto’s elkaar in verschillende richtingen passeren. Het vervreemdende effect ontstaat door mensen die toch al stil zitten, vertraagd weer te geven. Ook de beweging van de auto’s ten opzichte van de achtergrond heeft op de kijker een desoriënterende uitwerking. De dubbele betekenis van ‘Drives’ duidt op de grote rol van de menselijke psyche in de installatie. Wat drijft de chauffeurs precies? Allen bevinden zich in dezelfde uitzichtloze positie. Gevangen in de metafoor voor de zogenaamde vrijheid: de auto.
Juryvoorzitter Jacobine Geel maakte de winnaar van de Publieksprijs bekend maar kon de oorkonde niet uitreiken, bij ontstentenis van de kunstenaar zelve. Wel lukte het uit de ingezonden formulieren een gelukkig formulier trekken dat een bioscoopbon ter waarde van ? 75,- kreeg uitgereikt. Die werd gewonnen door een nichtje van de kunstenaar.
Dat wordt smikkelen.
+
Schone Zaken is een kunstrubriek, iedere werkdag in VPRO de Avonden op Radio 6. Programmamaker Bente Hamel ondervraagt uiteenlopende gasten over een geliefd werk. Van welk boek / kunstwerk / film of song loopt uw hart over?
Hoe leerde u het kennen? Waarom vindt u het goed/indrukwekkend/belangrijk/mooi/...? Inspireert het u, en op welke manier? De korte gesprekken (8 minuten) zijn niet live, ze worden van tevoren opgenomen bijvoorbeeld bij u thuis of op uw werkplek.
F. Starik koos voor het lied Twee fietsen van kunstenaar Dan Geesin. Hij vertelt hoe hij het lied leerde kennen. Hij probeert uit te leggen waarom hij dat nummer zo goed vindt. Maar de kern, het geluk van het kunstenaarschap, raakt hij niet. Dat is maandag 3 december te horen in VPRO de Avonden tussen 20.45 en 21 uur op Radio 6. Luisteren kan via de kabel (frequenties op www.vpro.nl/avonden), DAB of podcast. Met een snelle internetverbinding is het makkelijk om op de website te luisteren: zowel live als achteraf.
+
In september verscheen TORPEDO nummer 2, met daarin opgenomen Mijn kleinste buurman, een stuk waaraan ik met zoveel plezier schreef, dat ik na publicatie in hetzelfde document verder & verder werkte tot het artikel de omvang van een kleine roman bereikte. Op zaterdagavond 10 november 2007 heb ik iets onhandigs gedaan, waardoor alle werk dat ik sinds augustus in dat artikel heb gestoken, voor mijn eigen ogen verdween, als sneeuw voor de zon: drie maanden werk down the drain. Vraag me niet hoe. Vertel me niet dat het niet echt weg kan zijn. Het is weg. Ik heb me erbij neergelegd. Woorden, woorden, woorden.
‘De onontkoombare tijd die alleen u toebehoorde’ is de laatste regel van het gedicht dat Rien Vroegindeweij schreef voor zijn eerste eenzame dode.
+
woensdag 14 november 2007
DAT GAAT SNEL, MONTAGEMAN (3)
AMSTERDAM - De Anne Frankstichting wil kastanjes van de 'Anne Frankboom', die vanwege ziekte moet worden gekapt, verspreiden onder de honderden Anne Frankscholen in de wereld om ze te laten opkweken.
De kastanjes zijn er speciaal voor geraapt, zegt woordvoerster Patricia Bosboom. ''We onderzoeken hoe het zit met de in- en uitvoer van de kastanjes.''
De Anne Frankstichting ziet niets in de veiling van stukken hout van de boom bij het Achterhuis aan de Prinsengracht waarvan de opbrengst bijvoorbeeld naar een anti-racismecampagne gaat. Het hout gaat de hakselaar in. ''Wij vinden het mooier en symbolischer om op de plek van de boom een ent te planten die genetisch honderd procent identiek is.'' Bij een kwekerij in het Groningse Glimmen staan enkele van deze enten.
Henric Pomes, eigenaar van het pand aan de Keizersgracht, met in de tuin de kastanje waarop Anne Frank vanaf haar onderduikadres uitkeek, respecteert het standpunt van de stichting om geen hout te verkopen. Hij wil wel een 'plak' van de boom. ''Om op te hangen.''
+
AMSTERDAM - De Anne Frankstichting wil kastanjes van de 'Anne Frankboom', die vanwege ziekte moet worden gekapt, verspreiden onder de honderden Anne Frankscholen in de wereld om ze te laten opkweken.
De kastanjes zijn er speciaal voor geraapt, zegt woordvoerster Patricia Bosboom. ''We onderzoeken hoe het zit met de in- en uitvoer van de kastanjes.''
De Anne Frankstichting ziet niets in de veiling van stukken hout van de boom bij het Achterhuis aan de Prinsengracht waarvan de opbrengst bijvoorbeeld naar een anti-racismecampagne gaat. Het hout gaat de hakselaar in. ''Wij vinden het mooier en symbolischer om op de plek van de boom een ent te planten die genetisch honderd procent identiek is.'' Bij een kwekerij in het Groningse Glimmen staan enkele van deze enten.
Henric Pomes, eigenaar van het pand aan de Keizersgracht, met in de tuin de kastanje waarop Anne Frank vanaf haar onderduikadres uitkeek, respecteert het standpunt van de stichting om geen hout te verkopen. Hij wil wel een 'plak' van de boom. ''Om op te hangen.''
+
MONTAGEMAN (2)
Geachte Montageman,
vandaag is overal op het nieuws dat de boom in de tuin achter het Anne Frank Huis in stukken wordt gezaagd, zeg maar vermoord. Alweer een stuk geschiedenis verloren. Nu las ik in uw laatste bundel SONGLOED een aangrijpend vers over de teloorgang van de kastanjeboom in het algemeen, en in het gedicht Zondagmiddagwandeling uit die bundel kwam ik deze prachtige boom die voor mij persoonlijk veel betekent, opnieuw tegen. U beschrijft - als beschikt u over profetische gaven - alreeds de teloorgang van deze wereldberoemde boom in deze doemvolle passage, ik citeer: ‘De toeristen staan nog steeds / te wachten op de schaduw van de kastanje achter het huis / van Anne Frank. Alleen zij weet hoe ziek / die boom is. Er worden identieke // exemplaren opgekweekt. Als de boom sterft / staat er zo een nieuwe. De geschiedenis / herhaalt zich wel. Dat is niet erg.
Montageman, u bent zo handig, nu even afgezien van de merkwaardige zinsonderbrekingen, dat zal wel met de poëzie te maken hebben, wat kunt u hiertegen doen?
Hoogachtend,
Dr. Willem Drees.
*
Lieve Willem,
Montageman kan er ook niks aan doen.
Uit het gedicht blijkt al dat de dichter weinig opheeft met het conserveren van wat onvermijdelijk verloren gaat. Protesteren tegen de dood, het feit dan men oud wordt, sterft, helpt niet. U benadert het onderwerp verkeerd. Ge moogt niet treuren om het verlies, u moet de mogelijkheden zien. U geeft zelf al aan, dat de boom heel netjes in stukken wordt verdeeld en over de huizen zal worden getakeld en van daaruit in een vrachtauto geladen.
De vraag is: waar gaat die vrachtauto naar toe? Wat gaat er met het hout gebeuren. Die boom is een fortuin waard. Vergelijk het met het vallen van de Duitse Muur, in 1989, misschien was u toen al dood, maar die complete muur is mooi is hele kleine stukjes verkocht en over de wereld verspreid geraakt: dat moeten we met die boom nu ook gaan doen. Door de boom heen zie je jezelf.
Montageman biedt zomaar vijftienduizend euro voor het hout van deze speciale boom. Hij laat de hele rotzooi in een loods bezorgen. Daar wordt de boom in nog veel kleinere stukjes verdeeld, dat ook de toeristen een zakje kunnen meenemen. Je koop een reliek, een deelname aan een verhaal. Het wordt geen eenzame uitvaart, maar het wordt een gekoesterd aandeel in de geschiedenis.
Lourdeswater, dat is het. Montageman gaat nu even googelen op ‘Boom, Anne Frank, de Plantsoenendienst.’ De boom blijkt eigendom van de achterbuurman, meneer Henric Pomes, die aan de Keizersgracht woonachtig is. Die voelt er niets voor de boom in kleine stukjes te verkopen. Het hele ding gaat, wat hem betreft, de versnipperaar in. Hij wil graag zelf een plakje hebben, als een herinneringsbewijs dat hij ooit eigenaar is geweest. Hij ziet het niet. De boom die alles zag. Die boom is zijn gewicht in goud waard. Ik fiets morgen wel even bij Henric aan. Ik zal hem vragen, of ik het stoffelijk overschot mag hebben. Ik zal hem zeggen, dat je die woensdag volgende week niet als een uitvaart moet zien, maar als een oogst. We gaan de boom oogsten, volgende week. En we zullen de oogst eerlijk delen. Wat onbeweeglijk tussen Prinsen – en Keizersgracht stond, zal over de wereld gaan.
Bedankt, Willem. Het was me een waar genoegen.
*
MONTAGEMAN
Heeft u ook zo’n handige vraag voor Montageman?
Stel die hem! Hij weet werkelijk alles.
+
Geachte Montageman,
vandaag is overal op het nieuws dat de boom in de tuin achter het Anne Frank Huis in stukken wordt gezaagd, zeg maar vermoord. Alweer een stuk geschiedenis verloren. Nu las ik in uw laatste bundel SONGLOED een aangrijpend vers over de teloorgang van de kastanjeboom in het algemeen, en in het gedicht Zondagmiddagwandeling uit die bundel kwam ik deze prachtige boom die voor mij persoonlijk veel betekent, opnieuw tegen. U beschrijft - als beschikt u over profetische gaven - alreeds de teloorgang van deze wereldberoemde boom in deze doemvolle passage, ik citeer: ‘De toeristen staan nog steeds / te wachten op de schaduw van de kastanje achter het huis / van Anne Frank. Alleen zij weet hoe ziek / die boom is. Er worden identieke // exemplaren opgekweekt. Als de boom sterft / staat er zo een nieuwe. De geschiedenis / herhaalt zich wel. Dat is niet erg.
Montageman, u bent zo handig, nu even afgezien van de merkwaardige zinsonderbrekingen, dat zal wel met de poëzie te maken hebben, wat kunt u hiertegen doen?
Hoogachtend,
Dr. Willem Drees.
*
Lieve Willem,
Montageman kan er ook niks aan doen.
Uit het gedicht blijkt al dat de dichter weinig opheeft met het conserveren van wat onvermijdelijk verloren gaat. Protesteren tegen de dood, het feit dan men oud wordt, sterft, helpt niet. U benadert het onderwerp verkeerd. Ge moogt niet treuren om het verlies, u moet de mogelijkheden zien. U geeft zelf al aan, dat de boom heel netjes in stukken wordt verdeeld en over de huizen zal worden getakeld en van daaruit in een vrachtauto geladen.
De vraag is: waar gaat die vrachtauto naar toe? Wat gaat er met het hout gebeuren. Die boom is een fortuin waard. Vergelijk het met het vallen van de Duitse Muur, in 1989, misschien was u toen al dood, maar die complete muur is mooi is hele kleine stukjes verkocht en over de wereld verspreid geraakt: dat moeten we met die boom nu ook gaan doen. Door de boom heen zie je jezelf.
Montageman biedt zomaar vijftienduizend euro voor het hout van deze speciale boom. Hij laat de hele rotzooi in een loods bezorgen. Daar wordt de boom in nog veel kleinere stukjes verdeeld, dat ook de toeristen een zakje kunnen meenemen. Je koop een reliek, een deelname aan een verhaal. Het wordt geen eenzame uitvaart, maar het wordt een gekoesterd aandeel in de geschiedenis.
Lourdeswater, dat is het. Montageman gaat nu even googelen op ‘Boom, Anne Frank, de Plantsoenendienst.’ De boom blijkt eigendom van de achterbuurman, meneer Henric Pomes, die aan de Keizersgracht woonachtig is. Die voelt er niets voor de boom in kleine stukjes te verkopen. Het hele ding gaat, wat hem betreft, de versnipperaar in. Hij wil graag zelf een plakje hebben, als een herinneringsbewijs dat hij ooit eigenaar is geweest. Hij ziet het niet. De boom die alles zag. Die boom is zijn gewicht in goud waard. Ik fiets morgen wel even bij Henric aan. Ik zal hem vragen, of ik het stoffelijk overschot mag hebben. Ik zal hem zeggen, dat je die woensdag volgende week niet als een uitvaart moet zien, maar als een oogst. We gaan de boom oogsten, volgende week. En we zullen de oogst eerlijk delen. Wat onbeweeglijk tussen Prinsen – en Keizersgracht stond, zal over de wereld gaan.
Bedankt, Willem. Het was me een waar genoegen.
*
MONTAGEMAN
Heeft u ook zo’n handige vraag voor Montageman?
Stel die hem! Hij weet werkelijk alles.
+
dinsdag 13 november 2007
U bevindt zich op de goede weg
Eus is jarig, schrijft hij, en hij wil dat vieren
in een boerderij waar dan harde muziek is en soep,
soep van het kamp en onwaarschijnlijk veel drank.
Om er te komen, schrijft hij, moet je rechts
van het Centraal Station in een willekeurige bus gaan zitten.
Op alle bussen staat daar Purmerend geschreven, rechts
van het station. Stap in. Wacht tot de bus is weggereden,
tel tot honderd, kijk uit het raam en na een tijdje druk
je op een knop waarop dan Ilpendam staat aangegeven.
Daar uitstappen, als de bus stopt. Je gaat met je rug
naar het landschap staan. De weg oversteken, linksaf,
nu zomaar een eind lopen, gewoon rechtdoor. Niet fluiten.
Het is het tweede huis na het voetbalveld.
+
Eus is jarig, schrijft hij, en hij wil dat vieren
in een boerderij waar dan harde muziek is en soep,
soep van het kamp en onwaarschijnlijk veel drank.
Om er te komen, schrijft hij, moet je rechts
van het Centraal Station in een willekeurige bus gaan zitten.
Op alle bussen staat daar Purmerend geschreven, rechts
van het station. Stap in. Wacht tot de bus is weggereden,
tel tot honderd, kijk uit het raam en na een tijdje druk
je op een knop waarop dan Ilpendam staat aangegeven.
Daar uitstappen, als de bus stopt. Je gaat met je rug
naar het landschap staan. De weg oversteken, linksaf,
nu zomaar een eind lopen, gewoon rechtdoor. Niet fluiten.
Het is het tweede huis na het voetbalveld.
+
zaterdag 10 november 2007
VRAAG HET DE MONTAGEMAN.(1)
DE MAN DIE ALLES MAKEN KAN
Lieve Montageman,
Is het normaal dat een bouwmarkt geen snoertjes-met-schakelaar in het assortiment heeft? Of moet ik een patent voor deze 'uitvinding' aanvragen? (Ik heb nu zelf een schakelaar tussen twee snoertjes gezet en het werkt prima, maar het scheelt behoorlijk veel gepeuter als je alleen een snoertje aan het kroonsteentje zou hoeven maken)
Victoria*
Lieve Victoria,
ja, het is normaal dat stekkers, snoeren, schakelaars, fittingen, al die dingen waar je afzonderlijk niets aan hebt, uitsluitend los van elkaar geleverd worden. Niet in alle mogelijke combinaties met elkaar. De een wil een rond zwart snoer van drie meter met een platte stekker en het aan/uitknopje op dertig centimeter van de stekker, een ander wenst juist een plat wit snoer van tien meter om netjes langs de plint te leggen en het knopje op een meter van het einde, zodat het knopje op de grond kan liggen. Een derde verlangt naar een voetschakelaar. Daar kunnen wij niet aan beginnen.
De enige manier om bij ons een compleet snoer te bekomen is een lamp kopen, de lamp eraf knippen en de lamp zelf weggooien, en men heeft het door jou verlangde snoer met slechts 1 los einde. De traditie heeft elektriciteit aan de man toegewezen. Een stekker met een snoer verbinden, er een schakelaartje tussen plaatsen, daar heb je een man voor nodig. Voor je het weet beschik je over een centraal gedimd lichtspel in je woning, te bedienen met de zevende afstandsbediening die er op je salontafel is komen te liggen.
Van oudsher zijn snoeren en stekkers met mannen verbonden, en die zijn trots en blij als ze zelf iets kunnen knutselen, hoe eenvoudig ook, dat vinden ze knap van zichzelf. Mannen willen geen kant en klaar snoer, met stekker en knippertje eraan, de mannen zullen dat zelf allemaal wel opknappen, ze hebben er een fijn klusje aan. Dikwijls twee fijne klusjes, omdat dan ook de stoppen in de stoppenkast een keertje moeten worden vervangen.
Doen ze graag voor je, hoor. Zolang in de bouwwereld de man het voor het zeggen heeft zul jij zelf aan de slag moeten. Advies: richt een Meisjesgamma op, een Damespraxis, een Wickes Women, waar vanuit het doel gedacht wordt, en niet vanuit die lange heerlijke weg ernaartoe.
Veel plezier met knutselen!
Montageman.
Heeft u ook zo’n handige vraag? Stel hem aan F. Die heeft echt overal verstand van.
+
DE MAN DIE ALLES MAKEN KAN
Lieve Montageman,
Is het normaal dat een bouwmarkt geen snoertjes-met-schakelaar in het assortiment heeft? Of moet ik een patent voor deze 'uitvinding' aanvragen? (Ik heb nu zelf een schakelaar tussen twee snoertjes gezet en het werkt prima, maar het scheelt behoorlijk veel gepeuter als je alleen een snoertje aan het kroonsteentje zou hoeven maken)
Victoria*
Lieve Victoria,
ja, het is normaal dat stekkers, snoeren, schakelaars, fittingen, al die dingen waar je afzonderlijk niets aan hebt, uitsluitend los van elkaar geleverd worden. Niet in alle mogelijke combinaties met elkaar. De een wil een rond zwart snoer van drie meter met een platte stekker en het aan/uitknopje op dertig centimeter van de stekker, een ander wenst juist een plat wit snoer van tien meter om netjes langs de plint te leggen en het knopje op een meter van het einde, zodat het knopje op de grond kan liggen. Een derde verlangt naar een voetschakelaar. Daar kunnen wij niet aan beginnen.
De enige manier om bij ons een compleet snoer te bekomen is een lamp kopen, de lamp eraf knippen en de lamp zelf weggooien, en men heeft het door jou verlangde snoer met slechts 1 los einde. De traditie heeft elektriciteit aan de man toegewezen. Een stekker met een snoer verbinden, er een schakelaartje tussen plaatsen, daar heb je een man voor nodig. Voor je het weet beschik je over een centraal gedimd lichtspel in je woning, te bedienen met de zevende afstandsbediening die er op je salontafel is komen te liggen.
Van oudsher zijn snoeren en stekkers met mannen verbonden, en die zijn trots en blij als ze zelf iets kunnen knutselen, hoe eenvoudig ook, dat vinden ze knap van zichzelf. Mannen willen geen kant en klaar snoer, met stekker en knippertje eraan, de mannen zullen dat zelf allemaal wel opknappen, ze hebben er een fijn klusje aan. Dikwijls twee fijne klusjes, omdat dan ook de stoppen in de stoppenkast een keertje moeten worden vervangen.
Doen ze graag voor je, hoor. Zolang in de bouwwereld de man het voor het zeggen heeft zul jij zelf aan de slag moeten. Advies: richt een Meisjesgamma op, een Damespraxis, een Wickes Women, waar vanuit het doel gedacht wordt, en niet vanuit die lange heerlijke weg ernaartoe.
Veel plezier met knutselen!
Montageman.
Heeft u ook zo’n handige vraag? Stel hem aan F. Die heeft echt overal verstand van.
+
vrijdag 9 november 2007
Ik Kan Televisiekijken (2)
Iemand van wie je geneigd bent hem gruwelijk te vinden. Gruwelijke muzak, gruwelijke voorstellingen: vulgair, genadeloos commercieel, de overtreffende trap van smakeloosheid. Dacht ik. Gisteravond zag ik een bevlogen man op televisie, een man met een missie. ‘De wals,’ zegt hij ‘is de spiegel van het leven. Je kunt er liftmuziek van maken, je kunt het vrolijk doen, en je kunt het intens verdrietig maken.’ Ik Kan Televisiekijken zag André Rieu, de violist en orkestleider die met zijn uitvoeringen van populair klassieke werken van onder andere Johann Strauss bekendheid geniet bij het grote publiek. Dus ook bij u.
Rieu (1949) groeide op in een muzikale familie met een dirigent als vader. Deze liet hem reeds vanaf zijn vijfde viool spelen. Van 1968 tot 1973 bezocht hij eerst het Luikse, toen het Maastrichtse conservatorium (waar hij onder meer les had van Herman Krebbers), om in 1977 zijn studie af te sluiten met de "Premier Prix" aan de muziekacademie te Brussel. André Rieu is dus best een goede violist: hij bespeelt een Stradivarius uit 1667, en dat is een hele dure viool. Zulke violen zijn alleen voor de allerbeste violisten weggelegd, en voor een paar mensen met te veel geld. Altijd gedacht dat Rieu tot de laatste categorie behoorde, dat hij in wezen een oplichter was, met zijn kutmuziek.
Maar nu geloof ik dat hij in wezen een dappere man is: je maakt je op een conservatorium niet populair met je duffe voorliefde voor walsmuziek, je achterhaalde passie voor salonmuziek en opgewekte nikserigheid. En dan toch, tegen de correcte verdrukking in, gewoon een Maastrichts Salonorkest oprichten, met voornamelijk nostalgische bejaarden als publiek. Daar toch succes mee hebben, kennelijk in een voorheen onuitgesproken behoefte voorzien. Hij breidde zijn ensemble uit tot een compleet Johann-Straussorkest. De Grote Doorbraak kwam niet van de naamgever van het orkest: in 1994 scoorde hij met de Tweede Wals uit de Suite voor Variétéorkest van Dmitri Sjostakovitsj, een monsterhit. Sindsdien geniet hij sterrenstatus, reist de hele wereld over met spektakels waar hij klassieke muziek, salonmuziek, operette, soundtracks en popmuziek speelt voor een publiek dat voorheen niet of nauwelijks naar orkestuitvoeringen ging.
Gisterenavond was hij te gast in De wereld draait door. Er viel een hoop te promoten.
Donderdag 25 oktober al had André Rieu in de Koninklijke Loge van de Amsterdam ArenA een persconferentie over zijn aanstaande World Stadium Tour gegeven. Een nieuw album. De kaartverkoop voor zijn aanstaande concert ‘Een romantische nacht in Wenen’ op 28 juni 2008, in de Amsterdamse Arena, is begonnen. Die moet je nu al kopen, wil je daar volgend jaar juni heen. Ik schat dat het na de uitzending van gisterenavond wel gelukt is, dat stadion straks vol te doen stromen. Kaarten vanaf zo’n 85 euro. Die goedkope plaatsen worden massaal door speculanten ingekocht. Dus je kunt later ook nog veel duurderde kaarten kopen.
Tegelijkertijd is hij wekelijks op televisie, op een ander net, met wat een ‘roadsoap’ wordt genoemd. 'Het Sprookje Andre Rieu'. In deze reeks kan je de belevenissen volgen van het fenomeen Rieu in De Efteling, maar ook in Japan en Australië. Het was een langgekoesterde wens van André om muziek met het thema 'sprookjes' op te nemen en waar beter dan in de sprookjesachtige omgeving van De Efteling kan hij zich laten inspireren! Het gezelschap ontdekt deze mooie, romantische plekken ook in Japan en Australië. De wereld als een Efteling. Voor hen die in goedkope sprookjes geloven. De wereld als pretpark.
Men had voor het ongetwijfeld kritisch bedoelde interview in DWDD ter verluchtiging van het gesprek een beeldfragmentje van de persconferentie uitgezocht waarin de held zich bij de Koninklijke loge van de Arena laat voorrijden in een deftige koets getrokken door zes witte paarden.
Rieu vertelde enthousiast dat die paarden speciaal uit Wenen waren ingevlogen, want: ‘je kunt natuurlijk niet zomaar zes willekeurige witte paarden in een span bij elkaar zetten en zeggen jongens, trekken jullie de kar even.’ De presentator liet doorschemeren dat je dan niet helemaal goed bij je hoofd bent, zijn maar de side kick van Van Nieuwkerk, Aaf Brandt Corstius, meende een ironisch lachje te ontwaren op het gelaat van de aanbedene, triomfantelijk gezeten in zijn koets, getrokken door zes witte paarden.
Een tweede fragment volgde. Een moment van betoverende schoonheid. Je zag een stadion vol mensen op aanwijzing van de Meester min of meer op de maat van de muziek mee een slok water in hun mond gorgelen, wat een tamelijk bespottelijke aanblik biedt. Het mooie is dan, dat de mensen niet alleen tenminste 85 euro entree hebben betaald, maar bij binnenkomst ook nog een programmaboekje van een tientje en voor vier euro een flesje water moesten kopen, dat zou nog te pas komen, had men geheimzinnig gegrinnikt, en de beveiliging had uiteraard alle meegebrachte etens- en drinkwaren in beslag genomen.
Gorgelen doet men thuis, na het tandenpoetsen, in de beslotenheid van de badkamer. Gorgelen is als de neus snuiten, niets om trots op te zijn, iets dat men liefst in afzondering voltrekt, hooguit in het bijzijn van de geliefde, met wie het al lang niet meer taboe is om in elkaars gezelschap een wind te laten.
En hier stond een heel stadion vrijuit te gorgelen, samen en ieder voor zich, allen in vervoering van de kleine bevrijding die hen dat opleverde, de grootse, innerlijke ruimte geschapen door dat idiote, massale gegorgel, dat bovendien een prachtig geluid voortbracht, een soort van doodzieke ritmesectie, die door haar noodzakelijke traagheid de muziek bijna tot stilstand bracht, tot het uiterste minimum werd bereikt, en de zaal zelf de muziek maakte, bijna atonaal, vreemde, opwindende, bevrijdende muziek.
André Rieu is de nieuwe avant-garde.
Hij verleidt. Hij tilt op. Hij laat de mensen dingen doen die ze van zichzelf niet verwachten.
Hij is een meester van de overgave, hij betovert zijn publiek. Zeker, in eerste instantie drukt hij op de knopjes waarvan de geschiedenis bewezen heeft waar de knopjes zitten en wat je ermee kunt bewerkstelligen. Hij vertrekt vanuit de meest afgesleten cliché’s, maar hij weet wat hij doet: hij vertrekt. Hij schenkt het volk de bevrijding dat het van de ware kunst nog altijd verwacht. Voor die ervaring is men bereid diep in de buidel te tasten. Hij is de Pierre Jansen van de muziek.
'Het Sprookje André Rieu' is vanaf vrijdag 5 oktober te zien op NED. 1 om 21.29 uur.
+
DE PIERRE JANSEN VAN DE MUZIEK
Iemand van wie je geneigd bent hem gruwelijk te vinden. Gruwelijke muzak, gruwelijke voorstellingen: vulgair, genadeloos commercieel, de overtreffende trap van smakeloosheid. Dacht ik. Gisteravond zag ik een bevlogen man op televisie, een man met een missie. ‘De wals,’ zegt hij ‘is de spiegel van het leven. Je kunt er liftmuziek van maken, je kunt het vrolijk doen, en je kunt het intens verdrietig maken.’ Ik Kan Televisiekijken zag André Rieu, de violist en orkestleider die met zijn uitvoeringen van populair klassieke werken van onder andere Johann Strauss bekendheid geniet bij het grote publiek. Dus ook bij u.
Rieu (1949) groeide op in een muzikale familie met een dirigent als vader. Deze liet hem reeds vanaf zijn vijfde viool spelen. Van 1968 tot 1973 bezocht hij eerst het Luikse, toen het Maastrichtse conservatorium (waar hij onder meer les had van Herman Krebbers), om in 1977 zijn studie af te sluiten met de "Premier Prix" aan de muziekacademie te Brussel. André Rieu is dus best een goede violist: hij bespeelt een Stradivarius uit 1667, en dat is een hele dure viool. Zulke violen zijn alleen voor de allerbeste violisten weggelegd, en voor een paar mensen met te veel geld. Altijd gedacht dat Rieu tot de laatste categorie behoorde, dat hij in wezen een oplichter was, met zijn kutmuziek.
Maar nu geloof ik dat hij in wezen een dappere man is: je maakt je op een conservatorium niet populair met je duffe voorliefde voor walsmuziek, je achterhaalde passie voor salonmuziek en opgewekte nikserigheid. En dan toch, tegen de correcte verdrukking in, gewoon een Maastrichts Salonorkest oprichten, met voornamelijk nostalgische bejaarden als publiek. Daar toch succes mee hebben, kennelijk in een voorheen onuitgesproken behoefte voorzien. Hij breidde zijn ensemble uit tot een compleet Johann-Straussorkest. De Grote Doorbraak kwam niet van de naamgever van het orkest: in 1994 scoorde hij met de Tweede Wals uit de Suite voor Variétéorkest van Dmitri Sjostakovitsj, een monsterhit. Sindsdien geniet hij sterrenstatus, reist de hele wereld over met spektakels waar hij klassieke muziek, salonmuziek, operette, soundtracks en popmuziek speelt voor een publiek dat voorheen niet of nauwelijks naar orkestuitvoeringen ging.
Gisterenavond was hij te gast in De wereld draait door. Er viel een hoop te promoten.
Donderdag 25 oktober al had André Rieu in de Koninklijke Loge van de Amsterdam ArenA een persconferentie over zijn aanstaande World Stadium Tour gegeven. Een nieuw album. De kaartverkoop voor zijn aanstaande concert ‘Een romantische nacht in Wenen’ op 28 juni 2008, in de Amsterdamse Arena, is begonnen. Die moet je nu al kopen, wil je daar volgend jaar juni heen. Ik schat dat het na de uitzending van gisterenavond wel gelukt is, dat stadion straks vol te doen stromen. Kaarten vanaf zo’n 85 euro. Die goedkope plaatsen worden massaal door speculanten ingekocht. Dus je kunt later ook nog veel duurderde kaarten kopen.
Tegelijkertijd is hij wekelijks op televisie, op een ander net, met wat een ‘roadsoap’ wordt genoemd. 'Het Sprookje Andre Rieu'. In deze reeks kan je de belevenissen volgen van het fenomeen Rieu in De Efteling, maar ook in Japan en Australië. Het was een langgekoesterde wens van André om muziek met het thema 'sprookjes' op te nemen en waar beter dan in de sprookjesachtige omgeving van De Efteling kan hij zich laten inspireren! Het gezelschap ontdekt deze mooie, romantische plekken ook in Japan en Australië. De wereld als een Efteling. Voor hen die in goedkope sprookjes geloven. De wereld als pretpark.
Men had voor het ongetwijfeld kritisch bedoelde interview in DWDD ter verluchtiging van het gesprek een beeldfragmentje van de persconferentie uitgezocht waarin de held zich bij de Koninklijke loge van de Arena laat voorrijden in een deftige koets getrokken door zes witte paarden.
Rieu vertelde enthousiast dat die paarden speciaal uit Wenen waren ingevlogen, want: ‘je kunt natuurlijk niet zomaar zes willekeurige witte paarden in een span bij elkaar zetten en zeggen jongens, trekken jullie de kar even.’ De presentator liet doorschemeren dat je dan niet helemaal goed bij je hoofd bent, zijn maar de side kick van Van Nieuwkerk, Aaf Brandt Corstius, meende een ironisch lachje te ontwaren op het gelaat van de aanbedene, triomfantelijk gezeten in zijn koets, getrokken door zes witte paarden.
Een tweede fragment volgde. Een moment van betoverende schoonheid. Je zag een stadion vol mensen op aanwijzing van de Meester min of meer op de maat van de muziek mee een slok water in hun mond gorgelen, wat een tamelijk bespottelijke aanblik biedt. Het mooie is dan, dat de mensen niet alleen tenminste 85 euro entree hebben betaald, maar bij binnenkomst ook nog een programmaboekje van een tientje en voor vier euro een flesje water moesten kopen, dat zou nog te pas komen, had men geheimzinnig gegrinnikt, en de beveiliging had uiteraard alle meegebrachte etens- en drinkwaren in beslag genomen.
Gorgelen doet men thuis, na het tandenpoetsen, in de beslotenheid van de badkamer. Gorgelen is als de neus snuiten, niets om trots op te zijn, iets dat men liefst in afzondering voltrekt, hooguit in het bijzijn van de geliefde, met wie het al lang niet meer taboe is om in elkaars gezelschap een wind te laten.
En hier stond een heel stadion vrijuit te gorgelen, samen en ieder voor zich, allen in vervoering van de kleine bevrijding die hen dat opleverde, de grootse, innerlijke ruimte geschapen door dat idiote, massale gegorgel, dat bovendien een prachtig geluid voortbracht, een soort van doodzieke ritmesectie, die door haar noodzakelijke traagheid de muziek bijna tot stilstand bracht, tot het uiterste minimum werd bereikt, en de zaal zelf de muziek maakte, bijna atonaal, vreemde, opwindende, bevrijdende muziek.
André Rieu is de nieuwe avant-garde.
Hij verleidt. Hij tilt op. Hij laat de mensen dingen doen die ze van zichzelf niet verwachten.
Hij is een meester van de overgave, hij betovert zijn publiek. Zeker, in eerste instantie drukt hij op de knopjes waarvan de geschiedenis bewezen heeft waar de knopjes zitten en wat je ermee kunt bewerkstelligen. Hij vertrekt vanuit de meest afgesleten cliché’s, maar hij weet wat hij doet: hij vertrekt. Hij schenkt het volk de bevrijding dat het van de ware kunst nog altijd verwacht. Voor die ervaring is men bereid diep in de buidel te tasten. Hij is de Pierre Jansen van de muziek.
'Het Sprookje André Rieu' is vanaf vrijdag 5 oktober te zien op NED. 1 om 21.29 uur.
+
woensdag 7 november 2007
Zondag 18 november: de laatste dag van de tentoonstelling Ik ben een vreemdeling op aarde in het Bijbels Museum, Herengracht 368, Amsterdam. Het is Open Dag, waarop het museum van 11 tot 17 uur gratis toegankelijk is.
Om 16 uur vindt in de Jacob de Witzaal de uitreiking plaats van de Publieksprijs. Een flink deel van de bezoekers heeft in de afgelopen weken gestemd op zijn of haar meest favoriete werk in de expositie.
Juryvoorzitter Jacobine Geel zal de winnaar van de Publieksprijs bekend maken en de oorkonde hiervan uitreiken. Zoals bekend is er aan de Publieksprijs een bedrag van ? 1.500 verbonden. Tevens zal zij uit de ingezonden formulieren een gelukkig
formulier trekken dat een bioscoopbon ter waarde van ? 75,- krijgt uitgereikt.
Het Bijbels Museum hoopt dat jullie allemaal in de gelegenheid bent om die zondag om 16 uur aanwezig te zijn. Familie, vrienden en kennissen zijn hierbij van harte welkom. Ook die kunnen, voorzover ze dat nog niet gedaan hebben, stemmen voor de Publieksprijs maar dat kan natuurlijk ook nog de hele komende week. De stembus sluit zondagmiddag 18 november om 15 uur stipt!
+
Om 16 uur vindt in de Jacob de Witzaal de uitreiking plaats van de Publieksprijs. Een flink deel van de bezoekers heeft in de afgelopen weken gestemd op zijn of haar meest favoriete werk in de expositie.
Juryvoorzitter Jacobine Geel zal de winnaar van de Publieksprijs bekend maken en de oorkonde hiervan uitreiken. Zoals bekend is er aan de Publieksprijs een bedrag van ? 1.500 verbonden. Tevens zal zij uit de ingezonden formulieren een gelukkig
formulier trekken dat een bioscoopbon ter waarde van ? 75,- krijgt uitgereikt.
Het Bijbels Museum hoopt dat jullie allemaal in de gelegenheid bent om die zondag om 16 uur aanwezig te zijn. Familie, vrienden en kennissen zijn hierbij van harte welkom. Ook die kunnen, voorzover ze dat nog niet gedaan hebben, stemmen voor de Publieksprijs maar dat kan natuurlijk ook nog de hele komende week. De stembus sluit zondagmiddag 18 november om 15 uur stipt!
+
maandag 5 november 2007
Voor een liefde hier naar toe gekomen...
Eenzame uitvaart nummer 8, Groningen
23 oktober 2007, 14 uur, de aula van Algemeen Belang, Esdoornlaan 187, Groningen.
Dichter van dienst: Rense Sinkgraven.
Lees er alles over op www.eenzameuitvaart.nl/uitvaarten
+
Eenzame uitvaart nummer 8, Groningen
23 oktober 2007, 14 uur, de aula van Algemeen Belang, Esdoornlaan 187, Groningen.
Dichter van dienst: Rense Sinkgraven.
Lees er alles over op www.eenzameuitvaart.nl/uitvaarten
+
zondag 4 november 2007
Wereld op te vangen
Bij het overlijden van Pierre Jansen
Pierre zegt: kijk, neem dit kastje, zie je
op de deuren van het kastje is nagebootst
dat de deuren van het kastje openstaan.
Maar in het echt staan de deuren
helemaal niet open. De deuren zijn
gesloten. Het lijkt alsof ze openstaan
zie je, dat is wat kunst met je kan doen
ze kan je laten geloven dat de deuren
van het kastje openstaan, terwijl
ze juist zijn dichtgedaan om jou te laten
zien wat je volgens de schilder in het kastje
kan stoppen, wat er misschien in werkelijkheid
nooit in heeft gestaan. Een luchtspiegeling van
de mogelijkheid en het verlangen om een glimp
van een andere, een ruimere, een verdere
wereld op te vangen.
+
Bij het overlijden van Pierre Jansen
Pierre zegt: kijk, neem dit kastje, zie je
op de deuren van het kastje is nagebootst
dat de deuren van het kastje openstaan.
Maar in het echt staan de deuren
helemaal niet open. De deuren zijn
gesloten. Het lijkt alsof ze openstaan
zie je, dat is wat kunst met je kan doen
ze kan je laten geloven dat de deuren
van het kastje openstaan, terwijl
ze juist zijn dichtgedaan om jou te laten
zien wat je volgens de schilder in het kastje
kan stoppen, wat er misschien in werkelijkheid
nooit in heeft gestaan. Een luchtspiegeling van
de mogelijkheid en het verlangen om een glimp
van een andere, een ruimere, een verdere
wereld op te vangen.
+
IK KAN TELEVISIEKIJKEN (1)
Nederland 1, zaterdag 3 november 2007, 1700 uur
Muziekfeest: Schlagerfestival.
Recensent van dienst: F. Starik
Registratie van het Vlaamse Schlagerfestival, dat in april jl. werd gehouden, maar pas nu door de TROS wordt uitgezonden. Afgelopen zaterdag kon er opnieuw uit volle borst worden gezongen. Meer dan 400.000 Vlaamse kijkers kijkers lieten zich eerder al charmeren door de schlagers en levensliedjes. In het weekend van 1 april 2007 genoten 24.000 liefhebbers van het levenslied van de tweede editie van het Schlagerfestival. De Ethias Arena in Hasselt zat drie keer tot in de nok gevuld en er werd feest gevierd tot in de vroege uurtjes.
Vierentwintigduizend enthousiaste Vlamingen die schlagers uit volle borst meezingen, trouwe fans die hand in hand meewiegen op de populairste Vlaamse hits, een kilometerslange polonaise die de Ethias Arena in Hasselt op haar grondvesten doet daveren. Tijdens de tweede editie van het Schlagerfestival werd zonder meer duidelijk dat het Vlaamse levenslied verre van verdwenen is en dat het zowel jong als oud in vervoering kan brengen. Vorig jaar werd het eerste Schlagerfestival georganiseerd. Meteen werd duidelijk dat het Vlaamse levenslied terug van weggeweest is en het festival werd een groot succes. Maar liefst 16.500 fans genoten er met volle teugen. VTM zag dat het goed was en besloot om in 2007 een tweede editie te organiseren.
Freddy Breck geeft er een lap op met ‘Rote Rosen’, de klassieker die hem wereldbekend maakte. Ook met ‘Bianca’ en ‘Überall Auf Der Welt’ zet hij de overvolle Ethias Arena op zijn kop. Mieke is één van de weinige vrouwen op het Schlagerfestival, maar meer dan 30 jaar ervaring zorgt ervoor dat ze meer dan haar mannetje kan staan. Zij brengt haar monsterhit ‘Een kind zonder moeder’. Benny Neyman mocht natuurlijk ook niet ontbreken op dit feest van het levenslied. Het werd een prettig weerzien met de Maastrichtenaar en met zijn meezingers ‘Waarom fluister ik jouw naam nog’ en ‘Een vrijgezel’.
Sergio geeft het beste van zichzelf tijdens zijn ode aan André Hazes. Hij zorgt voor een collectieve krop in de keel met zijn aangrijpende vertolking van Hazes’ hits ‘Een beetje verliefd’, ‘Zij gelooft in mij’, ‘Kleine jongen’ en ‘Zeg maar niets meer’. Bart Kaëll verwent het publiek met de aanstekelijke nummers ‘Zeil je voor het eerst’ en ‘De Marie-Louise’. Afsluiten doet Dennie Christian met zijn ‘Schlagerparade medley’ en ‘Rosamunde’.
Ik heb niet de hele uitzending gezien, dat moet ik er eerlijk bij vertellen. Toen ik mijn toestel inschakelde, was juist de charmezanger Sergio aan de beurt, die heb ik gezien. Sergio liet, laat ik dat maar eerlijk zeggen, een verpletterende indruk op mij achter. Ik had hem nooit eerder gezien. Dat is nog best knap van mij, als je weet wat Sergio allemaal al voor de wereld heeft betekend.
Op de middelbare school begon hij al met anderen te entertainen. Zijn eerste plaat werd in 1987 uitgebracht. Hij werd bekend als de mannelijke helft van het duo "Taste Of Joy" met zangeres Sandy, de latere Xandee. Ze brachten meerdere singles en albums uit. Later veranderden ze hun naam in Touch Of Joy en behaalden ze nu ook internationale successen.
Sinds 1999 presenteerde Sergio verschillende televisieshows. Ook met "Touch Of Joy" behaalde hij in dat jaar een enorme hit: Finger of Pain. Zijn nummer "Allez Allez Allez" dat geschreven werd ter gelegenheid van het EK voetbal in 2000, dat gehouden werd in België en Nederland, was een groot succes. Van jong tot oud, iedereen moedigde de Rode Duivels aan op de tonen van dit lied. België werd voor de eerste ronde al uitgeschakeld, dus zoveel te zingen viel er nu ook weer niet.
In 2002 vertegenwoordigde hij België op het Eurovisiesongfestival tezamen met drie Nederlandse zangeressen: Ibernice Macbean, Ingrid Simons en Jody Pijper. Tijdens de nationale preselecties heetten ze nog Sergio @ The Ladies, voor het internationale festival werd het Sergio & The Ladies. Ze behaalden een knappe dertiende plaats. Er deden vijftien landen mee. Jody Pijper heet inmiddels Ibernice Macbean, terwijl Ibernice zich nu kortweg Pijper laat noemen, om verwarring te voorkomen. Inmiddels is de groepsnaam veranderd in Sergio & The Seniors. Sergio was in 2004 de manager van de Belgische inzending van het Eurovisiesongfestival 2004: zijn vroegere partner in Touch of Joy: Xandee, die vroeger Sandy werd genoemd, en door haar ouders Sandra was gedoopt.
Eind 2006 werd hij samen met Sandrine André (Ingrid Simons) de winnaar van "Just The Two Of Us". Ze deden samen, de titel zegt het al, als enige mee. De overige Seniors moesten thuisblijven. Eind december raakte ook bekend dat de entertainer een exclusiviteitscontract tekende met de VTM en zo afscheid nam van de Vlaamse publieke omroep VRT. Hij zal De Foute Quiz presenteren, en in het najaar van 2007, zeg maar nu, zal Sergio de programma's Ranking the Stars, Sterren Door Het IJs en een nieuw seizoen van De Foute Quiz presenteren.
Heerlijke man.
Wat als ik geen dichter maar charmezanger geworden was
Die zaterdagavond deed ik de televisie aan,
de kleurige lamp die lawaai maken kan, ik zie
een man die wel wat van Alfred Schaffer heeft
maar dan twintig jaar later, Alfred, sorry, ik zie
een charmezanger die hard heeft geleefd.
Die zaterdagavond verscheen de charmezanger
op zijn retour in beeld, een zanger met een zonnebril
die hard want zij gelooft in mij van de dode Hazes
een zaal inzong, ergens, diep in de provincie, niet
erg subtiel, niet blij, het laatste couplet floot
op zijn vingers, sorry Alfred, maar hij was
helemaal jij, alsof ik in een onzekere
toekomst kon kijken. Hoe anders
kan een man op wie je helemaal niet lijken wil
zo sterk op iemand anders lijken.
Zag ik nu jou, Alfred, maar dan twintig jaar
later, of zie ik de zanger van twintig jaar geleden,
toen hij nog boeken las, gedichten heeft geschreven.
Nog voor het lied was afgelopen riep hij
dat we allemaal onze handen
in de lucht moesten steken, ook thuis.
Hij deed het ons voor. In polonaise
ging het, de hele kamer door.
+
Nederland 1, zaterdag 3 november 2007, 1700 uur
Muziekfeest: Schlagerfestival.
Recensent van dienst: F. Starik
Registratie van het Vlaamse Schlagerfestival, dat in april jl. werd gehouden, maar pas nu door de TROS wordt uitgezonden. Afgelopen zaterdag kon er opnieuw uit volle borst worden gezongen. Meer dan 400.000 Vlaamse kijkers kijkers lieten zich eerder al charmeren door de schlagers en levensliedjes. In het weekend van 1 april 2007 genoten 24.000 liefhebbers van het levenslied van de tweede editie van het Schlagerfestival. De Ethias Arena in Hasselt zat drie keer tot in de nok gevuld en er werd feest gevierd tot in de vroege uurtjes.
Vierentwintigduizend enthousiaste Vlamingen die schlagers uit volle borst meezingen, trouwe fans die hand in hand meewiegen op de populairste Vlaamse hits, een kilometerslange polonaise die de Ethias Arena in Hasselt op haar grondvesten doet daveren. Tijdens de tweede editie van het Schlagerfestival werd zonder meer duidelijk dat het Vlaamse levenslied verre van verdwenen is en dat het zowel jong als oud in vervoering kan brengen. Vorig jaar werd het eerste Schlagerfestival georganiseerd. Meteen werd duidelijk dat het Vlaamse levenslied terug van weggeweest is en het festival werd een groot succes. Maar liefst 16.500 fans genoten er met volle teugen. VTM zag dat het goed was en besloot om in 2007 een tweede editie te organiseren.
Freddy Breck geeft er een lap op met ‘Rote Rosen’, de klassieker die hem wereldbekend maakte. Ook met ‘Bianca’ en ‘Überall Auf Der Welt’ zet hij de overvolle Ethias Arena op zijn kop. Mieke is één van de weinige vrouwen op het Schlagerfestival, maar meer dan 30 jaar ervaring zorgt ervoor dat ze meer dan haar mannetje kan staan. Zij brengt haar monsterhit ‘Een kind zonder moeder’. Benny Neyman mocht natuurlijk ook niet ontbreken op dit feest van het levenslied. Het werd een prettig weerzien met de Maastrichtenaar en met zijn meezingers ‘Waarom fluister ik jouw naam nog’ en ‘Een vrijgezel’.
Sergio geeft het beste van zichzelf tijdens zijn ode aan André Hazes. Hij zorgt voor een collectieve krop in de keel met zijn aangrijpende vertolking van Hazes’ hits ‘Een beetje verliefd’, ‘Zij gelooft in mij’, ‘Kleine jongen’ en ‘Zeg maar niets meer’. Bart Kaëll verwent het publiek met de aanstekelijke nummers ‘Zeil je voor het eerst’ en ‘De Marie-Louise’. Afsluiten doet Dennie Christian met zijn ‘Schlagerparade medley’ en ‘Rosamunde’.
Ik heb niet de hele uitzending gezien, dat moet ik er eerlijk bij vertellen. Toen ik mijn toestel inschakelde, was juist de charmezanger Sergio aan de beurt, die heb ik gezien. Sergio liet, laat ik dat maar eerlijk zeggen, een verpletterende indruk op mij achter. Ik had hem nooit eerder gezien. Dat is nog best knap van mij, als je weet wat Sergio allemaal al voor de wereld heeft betekend.
Op de middelbare school begon hij al met anderen te entertainen. Zijn eerste plaat werd in 1987 uitgebracht. Hij werd bekend als de mannelijke helft van het duo "Taste Of Joy" met zangeres Sandy, de latere Xandee. Ze brachten meerdere singles en albums uit. Later veranderden ze hun naam in Touch Of Joy en behaalden ze nu ook internationale successen.
Sinds 1999 presenteerde Sergio verschillende televisieshows. Ook met "Touch Of Joy" behaalde hij in dat jaar een enorme hit: Finger of Pain. Zijn nummer "Allez Allez Allez" dat geschreven werd ter gelegenheid van het EK voetbal in 2000, dat gehouden werd in België en Nederland, was een groot succes. Van jong tot oud, iedereen moedigde de Rode Duivels aan op de tonen van dit lied. België werd voor de eerste ronde al uitgeschakeld, dus zoveel te zingen viel er nu ook weer niet.
In 2002 vertegenwoordigde hij België op het Eurovisiesongfestival tezamen met drie Nederlandse zangeressen: Ibernice Macbean, Ingrid Simons en Jody Pijper. Tijdens de nationale preselecties heetten ze nog Sergio @ The Ladies, voor het internationale festival werd het Sergio & The Ladies. Ze behaalden een knappe dertiende plaats. Er deden vijftien landen mee. Jody Pijper heet inmiddels Ibernice Macbean, terwijl Ibernice zich nu kortweg Pijper laat noemen, om verwarring te voorkomen. Inmiddels is de groepsnaam veranderd in Sergio & The Seniors. Sergio was in 2004 de manager van de Belgische inzending van het Eurovisiesongfestival 2004: zijn vroegere partner in Touch of Joy: Xandee, die vroeger Sandy werd genoemd, en door haar ouders Sandra was gedoopt.
Eind 2006 werd hij samen met Sandrine André (Ingrid Simons) de winnaar van "Just The Two Of Us". Ze deden samen, de titel zegt het al, als enige mee. De overige Seniors moesten thuisblijven. Eind december raakte ook bekend dat de entertainer een exclusiviteitscontract tekende met de VTM en zo afscheid nam van de Vlaamse publieke omroep VRT. Hij zal De Foute Quiz presenteren, en in het najaar van 2007, zeg maar nu, zal Sergio de programma's Ranking the Stars, Sterren Door Het IJs en een nieuw seizoen van De Foute Quiz presenteren.
Heerlijke man.
Wat als ik geen dichter maar charmezanger geworden was
Die zaterdagavond deed ik de televisie aan,
de kleurige lamp die lawaai maken kan, ik zie
een man die wel wat van Alfred Schaffer heeft
maar dan twintig jaar later, Alfred, sorry, ik zie
een charmezanger die hard heeft geleefd.
Die zaterdagavond verscheen de charmezanger
op zijn retour in beeld, een zanger met een zonnebril
die hard want zij gelooft in mij van de dode Hazes
een zaal inzong, ergens, diep in de provincie, niet
erg subtiel, niet blij, het laatste couplet floot
op zijn vingers, sorry Alfred, maar hij was
helemaal jij, alsof ik in een onzekere
toekomst kon kijken. Hoe anders
kan een man op wie je helemaal niet lijken wil
zo sterk op iemand anders lijken.
Zag ik nu jou, Alfred, maar dan twintig jaar
later, of zie ik de zanger van twintig jaar geleden,
toen hij nog boeken las, gedichten heeft geschreven.
Nog voor het lied was afgelopen riep hij
dat we allemaal onze handen
in de lucht moesten steken, ook thuis.
Hij deed het ons voor. In polonaise
ging het, de hele kamer door.
+
donderdag 1 november 2007
Eenzame Uitvaart nummer 2, Den Haag.
I.M. Robby Bernardus de Lange, 9 november 1936 Jakarta, † 23 oktober 2007 Den Haag
Begraafplaats Oud Eik en Duinen, maandag 29 oktober 2007, 10.45 uur.
Dichter van dienst: Gilles Boeuf
Lees het verslag van de dichter van dienst op www.eenzameuitvaart.nl/uitvaart
+
I.M. Robby Bernardus de Lange, 9 november 1936 Jakarta, † 23 oktober 2007 Den Haag
Begraafplaats Oud Eik en Duinen, maandag 29 oktober 2007, 10.45 uur.
Dichter van dienst: Gilles Boeuf
Lees het verslag van de dichter van dienst op www.eenzameuitvaart.nl/uitvaart
+