woensdag 24 juni 2009
Eenzame uitvaart nummer 108
woensdag 24 juni 2009, 10.30 uur, begraafplaats St. Barbara
Cornelia Maria Spaargaren, 1 februari 1929 Bodegraven - 1 juni 2009 Amstelveen
dichter van dienst: Catharina Blaauwendraad
Mevrouw Spaargaren werd door de politie (Bureau Amstelveen Zuid) op 1 juni in haar woning in Amstelveen gevonden. Ze was toen waarschijnlijk ongeveer twee weken dood.
De politie heeft het lichaam weggehaald en is mevrouw vervolgens een beetje vergeten: pas op 19 juni deed men melding bij de Dienst. Van Bokhoven reageerde hierop door om de sleutels van de woning te verzoeken, die inmiddels reeds door de Woningbouwvereniging bleken te zijn opgehaald, die zich formeel op het standpunt stelt dat na twee maanden wachttijd de woning wordt ontruimd.
Er is nog een zuster in leven, wonend in Maasland, die heeft aangekondigd geen belangstelling te hebben. Ouders overleden. Er is nog een vriend in Duitsland, de heer Jager, die meent te weten dat mevrouw schulden heeft en geen uitvaartverzekering. Ook hij liet weten niet naar de uitvaart te komen. Er is een testament gevonden, gedateerd op 29 oktober 1979, waarin mevrouw Spaargaren aangeeft haar lichaam ter beschikking aan de wetenschap te stellen, wat echter alleen met zeer verse lijken zinvol is. Mevrouw wordt dus in haar geheel begraven.
De heer Van Bokhoven omschrijft de buurt als een echt woonbuurtje, het kostte hem nogal wat moeite de woning te vinden. Benedenwoning, tuintje voor, tuintje achter, 'enkele appartementen' erboven gelegen. Catharina Blaauwendraad mailt de zondag na de melding haar muziekkeuze voor de uitvaart door. Ze kan pas aan haar gedicht beginnen, vindt ze, als ze weet welke muziek er klinken zal. Die muziek zal tot woensdagmorgen onophoudelijk door haar woning klinken.
1. "Pues que jamás olvidaros" (5:49) van de componist Juan del Encina (1468
- 1529), in een uitvoering van Ensemble Accentus (dir. Thomas Wimmer),
afkomstig van de cd "Cancionero Musical de Palacio - Music of the Spanish
Court" (#03);
2. "Youkali Tango" (4:41) van de componist Kurt Weill in een arrangement van
Barry Socher, uitgevoerd door The Armadillo String Quartet, afkomstig van de
cd "Lost in the Stars - The Music of Kurt Weill" (#08);
3. "Summertime" (5:02) van de componist George Gershwin, uitgevoerd door
Artie Shaw & His Orchestra, afkomstig van de cd "The Artie Shaw Story 4/4 -
Little Jazz" (#09).
Woensdagochtend, stralende morgen, de kou van de nacht is nog niet geheel door de zomerdag verdrongen. In het park is het koel. Hondenuitlaters, oma’s met kinderwagens, congresgangers op het Westergasfabrieksterrein, men neemt de ruimte en de tijd, liefst midden op de paden, die de eenzame fietser naar de begraafplaats moeten voeren. Omzichtig laverend wordt de eindbestemming bereikt. Blaauwendraad is er al. Ze zit op een bankje naast een oudere dame, die van haar fiets gevallen blijkt, op de Kinkerstraat al. Er is sprake van een schaafwond. Ze vraagt zich af of ze nu een tetanusprik nodig zal hebben. ‘Goed wassen,’ meent Catharina, ‘dat is een begin.’
We nemen plaats in de zonneschijn. De dragers drentelen bij de poort, de jonge heer Degenkamp is met een sproei-installatie in de weer. De eenjarige zomerbloeiers worden ruim bediend. Blaauwendraad wijst op het witte autootje van het cateringbedrijf dat de koffie verzorgt: Engel B.V. Dan komt de lijkwagen aanrijden, tegelijk met de nieuwe dienstauto van Van Bokhoven, die witte. Tegelijk met het uitnemen van de kist schudden we handen. De uitvaartleider stelt zich voor als Henk Kloos. Probeer die naam nu eens te onthouden. Hoe moeilijk kan dat helemaal zijn. Henk. Kloos. ‘Wat een prachtige wagen is dat toch,’ verzucht Van Bokhoven over de zilvergrijze limousine, die mevrouw Spaargaren aflevert.
‘Daar steekt de jouwe maar bleekjes bij af,’ humort Starik. Blaauwendraad overhandigt de jonge Degenkamp de muziekkeuze, als de installatie eindelijk zo staat afgesteld dat de bewatering hem optimaal voorkomt. Op de meegebrachte cd’s zijn gele post-its geplakt, met de juiste nummers erop. Maar voor de zekerheid worden de drie stukken ook mondeling nog eens doorgenomen. Hij beent de aula in om de muziekinstallatie te programmeren. Om half elf treden we de aula binnen. Henk Kloos gaat voorop, buigt voor de kist, we schuiven de harde bankjes in. Muziek. Een vlieg cirkelt om de kist.
Als het eerste muziekstuk voorbij is, komt Kloos opnieuw naar voren, vertelt dat we in dit kleine gezelschap van betrekkelijke buitenstaanders bijeengekomen zijn om mevrouw Spaargaren te herdenken met muziek, mooie muziek, specificeert hij, mooie, melancholische muziek, en met de woorden van de dichter. Hij noemt de naam van de overledene, haar geboorteplaats en datum, en die van haar overlijden. Die zitten in zijn hoed. Hij heeft de noodzakelijke informatie op een papier in zijn hoed gedaan. Hij houdt zijn hoed in zijn hand. Dan wijst hij op Catharina. Hij geeft haar graag het woord, zegt hij. Ze heeft uit een kanariegele tas een chique zwarte map genomen, waarin het gedicht is geschoven. Met zachte stem, welluidend, uiterst verzorgde dictie, leest ze haar gedicht aan ons voor.
ONDERZOEK
Het is beslist niet makkelijk te vinden:
Die druppels water in hun petrischaaltjes
lijken op elkaar als nieuwbouwwijken. Toch
doen wij belangwekkende ontdekkingen;
brengen - tussen de uiterste wil enerzijds
en het ongewilde lichaam anderzijds -
assen aan van tijd tot tijd:
Zorgvuldige vergeetputten
waarover een ruige vorst regeert.
Onbewogen. Dit wordt genoteerd
en deze waarden
stellen wij ter beschikking
aan de wetenschap; onze onwetendheid
vertrouwen we toe aan levende aarde.
© Catharina Blaauwendraad
Het tweede muziekstuk klinkt op, een trage, verdrietig gestreken tangoversie van een lied dat ik ooit door Grace Jones in een discoversie heb horen zingen, La vie en rose.
Dan neemt Henk Kloos opnieuw het woord. Hij zegt dat we deze plechtigheid aan het graf zullen vervolgen. Even denk ik dat ik moet protesteren: we hebben immers nog een muziekstuk tegoed. Maar daar klinkt Summertime al op, als beloofd, in een schurende instrumentale versie, niet zoals die in mijn middelbare schooltijd levenslustig uit de juke-box van het café met de Perzische kleedjes op de tafel schalde. Toen je vader nog rijk, en je moeder zo knap was.
De dragers komen naar voren, de jonge Degenkamp komt uit zijn muziekhok tevoorschijn. De dag heeft haar schuchtere koelte van de nacht inmiddels afgelegd. Het is waarlijk zomertijd geworden. We wandelen naar het graf. Op het hoofdpad is nieuw grind gestrooid. Knarsend gaan we op ons doel af. De kist wordt soepel geplaatst, we verzamelen ons daarrond. Opnieuw neemt Henk Kloos het woord. Hij maakt gewag van het feit dat wij mensen uit stof zijn gemaakt, en op het einde tot stof zullen wederkeren. Hij spreekt zijn hoop en het vertrouwen in het genot van een ongeschonden grafrust uit. Ik vraag me af op het papier nog in zijn hoed zit.
Zwijgend slaan we het dalen van de kist gade. Heel diep daalt de kist niet. Ergens halverwege de afdaling acht de jonge Degenkamp het wel voldoende. Aarzelend blijft de kist in het luchtledige hangen. Op een knikje van Van Bokhoven stelt Kloos voor om de plechtigheid te besluiten met een kopje koffie. ‘Schepje zand,’ merk ik op. Degenkamp schuift met zijn hand het zand op de schep en reikt die aan. Blaauwendraad werpt met het zand haar gedicht in vieren gevouwen mee naar beneden. Het gedicht dwarrelt naast de kist het graf in. Als we alle drie ons zand hebben geworpen, nemen we met een buiging afscheid, wandelen terug naar de aula. Van Bokhoven en Starik steken synchroon een sigaret op. Koffie. Ik vertel aan Kloos dat mevrouw haar lichaam graag aan de wetenschap ter beschikking had willen stellen, ter verklaring van het gedicht. ‘Aha.’ Die informatie had niet in zijn hoed gezeten. Later mailt Blaauwendraad nog een feit, dat Henk Kloos had kunnen helpen: ruige vorst, dat is die witte afzetting uit mist beneden nul graden Celsius. Dat wij niet denken dat die ruige vorst een soort van God is.
© voor het verslag: F. Starik
maandag 15 juni 2009
Vrijdag 12 juni 2009 is de hele dag het merkwaardige feit in het nieuws dat Anne Frank, indien ze ze nog leefde, vandaag tachtig jaar geworden zou zijn.
Er wordt een virtuele verjaardag gevierd.
Die avond belt Met het oog op morgen.
Of ik even een gedicht voor Anne Frank kan maken.
Jij hebt dat toch eerder gedaan?
Het is even na tien uur. Er zullen wel een hoop andere dichters geweigerd hebben.
Wat schuift het? Neen, last-minutekorting kan ik helaas niet geven. Op dit tijdstip denk ik eer aan Nachttarief. Okee. Geef me een half uur, zeg ik, nee, drie kwartier.
Tien voor elf staat het erop, net voor de uitzending begint.
Het ding zit helemaal aan het einde van het programma, even voor twaalf
(voor de hard-core fan: follow the link, of kopieer het adres in uw browser)
http://www.radio1.nl/nosmethetoogopmorgen11
Al pratend schakelde ik tussen twee handgeschreven versies van het ding.
Op het scherm kom ik deze middag tot een heel ander resultaat.
Voor De Gelegenheid.
Anne Frank
Vandaag werd ik dus tachtig. Alle dromen
van de wereld waargemaakt. Ik wist niet eens
dat ik belangrijk was of worden zou. Alleen.
Dit schreef ik. Meisje. Onderweg naar vrouw.
Een kikker zal vermeerderen tot prinses.
Het ideale kind, dat de betere ouder
zich wenst, gevoelig, gezegend
met een groot en onvermoed talent
net iets te bleek misschien wat smal
in de schouders maar iemand
die in staat is om te zien.
Het kind dat alles opschreef.
Dat op iedereen leek. Alleen nergens
meer niks. Eet noch drinkt of kost niet woont
waar een lange rij toeristen wacht
elke dag in drommen in haar achterkamer staat
en niet ziet. Plaatjes aanwijst.
Praat. Kijk, die boom
lacht. Ik was dat kind. I am lost.
© F. Starik voor NOS
+
woensdag 10 juni 2009
CONNIE DEKKER's Balloon piece of 2003 with contributions of the Dutch poets F. van Dixhoorn, Melle Hammer, Hans Kloos, K. Michel, F. Starik, is being featured on Culturehall. Beautiful Balloon Graphics by Melle Hammer.
Contemporary Art Portfolio Community by Artist Invitation - CULTUREHALL
Bron: culturehall.com
Free Online artist portfolios and community to support early to mid-career Contemporary Artists
+
woensdag 10 juni
Zeven genomineerden Amsterdamprijs
Theatermaakster Adelheid Roosen, het Calefax Rietkwintet, graffitikunstenaar Boris Tellegen (Delta), performer/choreograaf Marco Gerris, ontwerpersduo Mevis & van Deursen, beeldend kunstenaar Jonas Ohlsson en dichter F. Starik zijn genomineerd voor de Amsterdamprijs voor de Kunst 2009. Op donderdag 27 augustus a.s. wordt in Muziekgebouw aan ‘t IJ de prijs van €35.000 uitgereikt aan drie van hen.
De belangrijkste kunstprijs van de hoofdstad wordt jaarlijks door het Amsterdams Fonds voor de Kunst toegekend aan drie kunstenaars of instellingen die een bijzondere bijdrage leveren aan de kunsten in Amsterdam. Een jury onder voorzitterschap van Maria Barnas heeft de selectie gemaakt en zal tevens de winnaars aandragen. De genomineerden worden beoordeeld op kwaliteit, innovativiteit en internationale ambitie. Eerdere winnaars waren onder anderen Pete Philly & Perquisite, Hafid Bouazza, Claudy Jongstra, kunstenaarsinitiatief W139 en Claron McFadden.
Het is dit jaar voor het eerst dat het Amsterdams Fonds voor de Kunst de winnaars pas tijdens de uitreiking zelf bekend maakt, om de betrokkenheid bij de prijs en de bekendheid van de genomineerden te vergroten. Op www.afk.nl zijn korte filmpjes te vinden over de genomineerden. In een van deze filmpjes speelt de mythische figuur Rubberboom een kleine bijrol.
+
dinsdag 9 juni 2009
De heer Louw Zeilstra, 2 augustus 1934 -31 mei 2009
Begraafplaats St. Barbara dinsdag 9 juni 2009, 10.30 uur
Dichter van dienst: Neeltje Maria Min
Meneer Zeilstra woonde in Amsterdam-Noord, in een van die straten die aan het uitspansel doen denken, nochtans gelegen in de wijk Tuindorp, alsof onze Schepper dat Heelal van hem maar zo’n beetje bij elkaar getuinierd heeft. Een eengezinswoning, tuintje voor, tuintje achter, beide overwoekerd met onkruid. Van Bokhoven, de ambtenaar die de melding doorgeeft, meldt verder dat de boel ‘potdicht’ zit: alle gordijnen zijn gesloten. In de buurt vangt hij op dat meneer Zeilstra een zonderling was, lijdend aan straatvrees, iemand die zich nergens mee bemoeide, met niemand sprak, zich nergens vertoonde.
Toch is meneer Zeilstra op 21 april de straat op gegaan. Daar is hij onwel geworden. Hij werd overgebracht naar het Boven-IJ ziekenhuis, waar hij tien dagen later overleed. Hij had geen huissleutels bij zich. Van Bokhoven kon de woning daarom niet binnentreden. Wel stak er post uit zijn uitpuilende brievenbus, waaronder een bankafschrift met een heel behoorlijk bedrag erop. Meneer Zeilstra wordt dus op eigen kosten, met alle égards begraven: acht dragers, een extra fors bloemstuk.
Hij had twee zusters en een broer, waarvan er twee al eerder zijn overleden. Een van die zusters is nog in leven en verblijft in een verpleeghuis. Zij had al dertig jaar geen contact meer met Louw. Maar zij heeft op haar beurt weer twee kinderen, die de erfenis wel willen aanvaarden. Belangstellend wordt er door hen naar de datum van de uitvaart geďnformeerd. Die zal vast al wel geweest zijn. Die is nog niet geweest. Die gaat aanstonds beginnen.
Om kwart over tien komt de lijkwagen het terrein van de begraafplaats opgereden. Even daarvoor kwam ik Neel al tegen, gehuld in een lange zwarte regenjas. Mij staat alleen een originele uitvaartparaplu ter beschikking. ‘Daar heb je niets aan, met die wind,’ merkt ze geringschattend op. Ik prijs de kwaliteit van de uitvaartparaplu. Gezamenlijk wandelen we de begraafplaats op, langs de dragers, die samenscholen bij de poort, hoed in de hand. ‘Heeft u gevochten?’ wordt er gevraagd, wijzend naar het witte lapje dat mijn Dwalend Oog afdekt. ‘Pas maar op,’ doe ik snedig.
We wachten tot even na half elf, voor we de aula binnentreden. Niemand. Ik heb een cd van Laďs Lenski meegebracht, stemmingsvolle, maar ook berustende muziek. Nummer 1, nummer 8, nummer 9, instrueer ik de jonge meneer Degenkamp. De uitvaartleider vertelt dat hij een paar weken geleden stage heeft gelopen, hier, op St. Barbara, de dag voor de nacht van dat verschrikkelijke onweer. Het was zwaar werk geweest: ze hadden een enkel vak bladvrij geveegd. En dat was de volgende morgen dus allemaal voor niets gedaan. Alles werd voor niets gedaan.’ De jonge Degenkamp haalt zijn schouders op. Het is niet anders. Een voortdurend gevecht, dat je altijd verliest.
Van Bokhoven arriveert in zijn nieuwe dienstauto: een witte Honda Civic. Hij vertelde aan de telefoon al over de nieuwe dienstauto, die eindelijk de ouwe, die waarin je een grote hond kon begraven, een nachtzwarte Volkswagen Variant, had vervangen. Eigenlijk heeft hij iedere drie jaar recht op een nieuwe. Nu duurde het maar liefst vijf jaar, voor er een nieuwe kwam. ‘Alles zit erop en eraan,’ vat hij zijn bevindingen samen. ‘Fijne auto.’ We treden binnen. Breekbaar klinkt ‘Hymne’ op. Neel treedt naar voren, gaat links van de kist staan, tussen de kandelaars, waar het spreekgestoelte rechts geplaatst is. ‘Omdat we zo weinig van hem wisten, heb ik hem dan maar een jeugd verzonnen,’ vertelt ze.
LOUW ZEILSTRA
2 augustus 1934 - 31 mei 2009-06-09
Aan tafel gezeten, kaantjes gegeten. Met pap
je naam en je leeftijd op het zeiltje geklad:
‘Louw Zeilstra, 15 jaar oud’, een open
sollicitatie. Tot zus met het dweiltje erbij wou.
(Moe, laat Louw eens ophouwe met dat geklier.)
De schoenen gepoetst voor het hele gezin.
De kit met kolen gevuld. Je gulden gebeurd.
Met vrienden in te krappe kleren gaan flaneren
op de dijk. Te kijk staan en kijken. Even de
koning te rijk zijn als je dacht dat je lach
werd beantwoord. Gedroomd van meisjes
en motoren, niet van de Meteorenweg.
Het verschiet is verschoten
Het leven verzaakt
Niets werd ontsloten
Niets binnengehaald
Potdicht het huis
Potdicht de wereld
Van beide de sleutel
onvindbaar gemaakt
9 juni 2009, Neeltje Maria Min
‘Requiem,’ zal het tweede muziekstuk heten, ‘I tell my beloved’ het derde. De dragers komen naar voren. Er is opmerkelijk weinig gehoest. We staan recht, wandelen achter de dragers aan naar buiten. Een aarzelende zon verlicht ons pad. ‘Prachtige muziek, beeldschoon,’ fluistert Min. De kist wordt geschouderd. Er wordt tempo gemaakt. Zwijgend wachten we tot de toebereidselen van het plaatsen van de kist zijn voltooid, dan treden we eendrachtig nader. ‘We nemen een ogenblik stilte in acht voor Louw Zeilstra,’ spreekt de uitvaartleider, op het moment dat de trein naar Haarlem langs komt denderen. In gedachten rijd je een stukje met de onwetende reizigers mee. Dan wordt de kist toevertrouwd aan de schoot der aarde. Hij zakt niet erg diep. We werpen een schepje zand, buigen nogmaals voor de dode. ‘Mag ik u dan nu uitnodigen voor een kopje koffie?’ Daar gaan we, de koffie tegemoet. Synchroon steken Van Bokhoven en ik een sigaret op. Onderweg houden we stil bij een familiegraf, waarvan het opschrift opmerkelijk genoemd mag worden: er wordt gewag gemaakt van strijd, van onrust, om de rij te besluiten met ‘verkracht, gehaat.’
De koffie wordt geschonken door de nieuwe jongen van de catering, vandaag gekleed in een blauw pak met een bescheiden streepje, keurig, zelfs een das. Min wordt gecomplimenteerd met haar mooie woorden. Mooie woorden, vindt de uitvaartleider. Iedereen krijgt een persoonlijk door Neel in het papier gehamerd typoscript van het gedicht mee. Gedateerd en ondertekend. ‘De koffie is wel duurder geworden hier,’ grinnikt Van Bokhoven, ‘vijfenveertig euro, alleen al om die man te laten komen.’ ‘Misschien moeten we dan maar een tweede kopje nemen,’ oppert Min, ‘dan zijn we per stuk al minder duur uit.’ Ze vindt de koffie hier erg lekker. ‘Tenminste niet zo sterk als in een restaurant.’ Dat klopt. Het spul is weliswaar gloeiend heet, veel smaak zit er niet aan. Het is meer het idee van koffie.
© voor het verslag: F. Starik.
+
Labels: Amsterdam
maandag 8 juni 2009
Goedemiddag.
Voor ik u het gedicht voorlees dat ik voor deze gelegenheid schreef, wil ik graag twee dingen uitleggen, opdat wij elkaar juist begrijpen. In het gedicht Op wonderbaarlijke wijze herdenk ik de vorig jaar op 45 jarige leeftijd aan kanker gestorven schrijver Adriaan Jaeggi. Wat mij betreft mag u voor Vriend moeder, vader, oom, zoon, tante en dochter invullen. Ik heb geprobeerd in dit gedicht de ervaring van het denken aan iemand die alweer een jaar dood is te verklanken.
In het gedicht komt Solomon Burke langs: een grotendeels invalide, buitengewoon zwaarlijvige Amerikaanse dominee en zanger, hier vooral bekend van zijn megahit Don’t give up on me, waarmee hij in 2002 wereldwijd doorbrak als The World’s Greatest Soul Singer. Bij zijn optredens laat hij zich in een enorme zetel het podium op dragen.
Op wonderbaarlijke wijze
Vriend, een jaar alweer. Je bent nog even weg.
Wat kan ik je vertellen? Alles is gewoon maar doorgegaan.
Je bent niet opgestaan, zoals de eerbiedwaardige Solomon Burke
aan het eind van ieder optreden zich uit zijn stoel verheft
alsof hij zichzelf met zijn muziek genas.
We zijn nog wezen kijken waar je ligt.
We moesten heel lang naar je zoeken.
Je bent er toch niet niet stiekem tussenuit herrezen?
Je hebt nog steeds geen steen gekregen.
Op een bordje staat je naam geschreven
met een datum, de dag dat jij bent weggebracht.
16 juni 2008. Nu staan er verse bloemen op je graf.
De klimop is heel goed aangeslagen.
En hoe ben jij de winter doorgekomen?
Stijfjes liggend, niet meer dromend?
Het voorjaar heeft je opgewarmd, maar niet genoeg.
Ze zeggen: we hopen dat je hier je rust vond
maar rusten klinkt me te gezond voor wat jij doet.
Een jaar, alweer. Wat kan ik nog vertellen?
Het heeft heel veel geregend hier.
Je hebt er vast wel wat van meegekregen.
Goed voor de bloemen. Nou dag
lieve man. Volgende keer.
Als. Dan.
+